Uit de fase 2-PemCab-studie blijkt dat eerstelijnsbehandeling met cabozantinib plus pembrolizumab geassocieerd is met een objectieve respons bij 16 van de 35 (45,7%) patiënten met gevorderd urotheelcarcinoom die niet voor platinabevattende chemotherapie in aanmerking komen. Dit is echter net onvoldoende voor de vereiste zeventien responsen van het statistische plan. Deze en aanvullende resultaten werden tijdens de ASCO GU 2024 gepresenteerd door dr. Rohit Jain (Tampa, Verenigde Staten).
Als patiënten met lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom (Ia/mUC) niet in aanmerking komen voor platinabevattende chemotherapie hebben zij slechts een beperkt aantal behandelopties. Vroege-fase klinisch onderzoek liet zien dat cabozantinib in combinatie met een PD-1-remmer veilig is en geassocieerd met een veelbelovende werkzaamheid.1 In de onderzoekergeïnitieerde fase 2-PemCab-studie wordt de uitkomst onderzocht van eerstelijnsbehandeling met cabozantinib plus pembrolizumab bij patiënten met Ia/mUC die a) een PD-L1-positieve tumor hebben, maar niet voor cisplatine in aanmerking komen, b) niet voor platinabevattende chemotherapie in aanmerking komen of c) cisplatinebevattende chemotherapie weigeren. De primaire uitkomstmaat is het onderzoekerbepaalde objectieve responspercentage (ORR) volgens RECIST v 1.1.
Respons
In totaal werden 36 patiënten met Ia/mUC en een mediane leeftijd van 72,5 jaar geïncludeerd.2 “In de groep van 35 evalueerbare patiënten was de ORR 45,7% en het percentage dat klinisch voordeel had 71,4%, waarbij de responsen onafhankelijk waren van de PD-L1-status. Vijf patiënten hadden een complete respons en elf patiënten een partiële respons; dit was echter onvoldoende voor de zeventien benodigde patiënten met een respons die in deze studie vereist waren vanwege de ondergrens van het 95% betrouwbaarheidsinterval. Verder was de mediane tijd tot respons 2,7 maanden en bij een mediane follow-up van 20,2 maanden was de mediane responsduur 14,7 maanden. Tijdens hun laatste klinische follow-up hadden acht patiënten nog een aanhoudende klinische respons”, vertelde Rohit Jain. Verder waren de mediane progressievrije en algehele overleving respectievelijk 7,6 en 17,1 maanden.
Bijwerkingen
Bijwerkingen kwamen voor bij 33 van de 36 (91,6%) patiënten. Jain: “De meest voorkomende bijwerkingen waren vermoeidheid (63,9%), diarree (58,3%), hand-voetsyndroom (41,7%), pruritus (38,9%), anorexia en misselijkheid (beide 33,3%). Bijwerkingen van graad 3 of hoger kwamen voor bij 50% van de patiënten. Hiervan kwamen trombo-embolische bijwerkingen (8,3%), hand-voetsyndroom, anorexia en proteïnurie (alle drie 5,6%) het vaakst voor. Er was geen sprake van sterfte vanwege behandelingsgerelateerde bijwerkingen. Behandeling van immuungerelateerde bijwerkingen met een hoge dosis steroïden was nodig bij 11% van de patiënten.”
Referenties
1. Apolo AB, et al. J Clin Oncol 2020;38:3672-84.
2. Jain RK, et al. J Clin Oncol 2024;42 (suppl 4): abstr 539.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer