De circulerend-tumor-DNA-status is geassocieerd met eventvrije overleving bij patiënten met testiscarcinoom, liet dr. Reuben Ben-David (New York, Verenigde Staten) zien in zijn presentatie tijdens de ASCO GU 2024. “Dit is een van de eerste studies naar het longitudinaal testen van circulerend tumor-DNA om klinische uitkomsten bij patiënten met testiscarcinoom te evalueren”, zei hij.
Serumtumormarkers als bèta-HCG, alfa-FP en LDH, die bij patiënten met testiscarcinoom standaard worden getest, zijn onvoldoende sensitief en specifiek voor het bepalen van moleculaire residuale ziekte (MRD).1 “En hoewel circulerend tumor (ct)-DNA een veelbelovende prognostische biomarker is bij verschillende maligniteiten, is de klinische toepassing ervan nog niet onderzocht bij testiscarcinoom”, zei Reuben Ben-David. “Daarom hebben we het nut van longitudinale ctDNA-monitoring als een prognostische marker bij patiënten met testiscarcinoom onderzocht.”2
MRD- en surveillanceperiode
Hiertoe werden 145 plasmasamples van 35 patiënten met stadium I- tot stadium III-testiscarcinoom verzameld. Het ctDNA werd op twee belangrijke momenten bepaald: in de MRD-periode (één tot twaalf weken na orchidectomie) en tijdens de surveillanceperiode (gedefinieerd als meer dan twaalf weken na orchidectomie, na adjuvante chemotherapie of na retroperitoneale lymfeklierdissectie). Vervolgens werd de correlatie tussen de ctDNA-status en de eventvrije overleving (EFS) bepaald. Van de vijftien patiënten met ctDNA-bepalingen voor orchidectomie waren er veertien ctDNA-positief. Van de 22 patiënten die getest waren in de MRD-periode was geen van de patiënten met een stadium I-tumor ctDNA-positief. Verder had 50% van de patiënten met een stadium II-tumor en 100% van de patiënten met een stadium III-tumor een positieve ctDNA-status. “Bij de 27 patiënten die getest waren in de surveillanceperiode zagen we vergelijkbare uitslagen.”
Slechtere EFS
In de MRD-periode bleek ctDNA-positiviteit geassocieerd met een slechtere EFS dan ctDNA-negativiteit (HR 7,21; 95% BI 1,4-36,7; p=0,017). Het percentage patiënten dat na twaalf maanden vrij was van een event bleek 25,0% in het geval van ctDNA-positiviteit en 76,5% in het geval van ctDNA-negativiteit. Voor de surveillanceperiode werden vergelijkbare resultaten gezien (HR 11,75; 95% BI 2,3-59,1; p=0,003).
“We hebben tevens gekeken naar de associatie tussen de ctDNA-status en serumtumormarkers”, zei Ben-David. “Interessant genoeg hadden alle patiënten met een positieve ctDNA-status een recidief, ongeacht of de waarden van de tumormarkers in het serum normaal of verhoogd waren. De ctDNA-bepaling is echter niet zonder beperkingen”, zei hij verder. “Van de negentien patiënten met een negatieve ctDNA-status en normale serumtumormarkerwaarden hadden er drie evengoed een recidief.”
Ben-David concludeerde dat de ctDNA-status in de MRD-periode en tijdens surveillance significant geassocieerd is met de EFS bij patiënten met testiscarcinoom. “Het nut van het bepalen van ctDNA bij patiënten met testiscarcinoom moet nog wel verder onderzocht worden in prospectieve studies.”
Referenties
1. Conduit C, et al. Ther Adv Med Oncol 2021;13:17588359211027826.
2. Ben-David R, et al. J Clin Oncol 2024;42 (suppl 4): abstr 499.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist