Uit subgroepanalyses van de fase 3-EV-302/KEYNOTE-A39-studie blijkt dat, net als in de totale populatie, alle subgroepen van patiënten met gevorderd urotheelcarcinoom een betere progressievrije en algehele overleving hebben als zij in de eerste lijn behandeld worden met enfortumab vedotin plus pembrolizumab in plaats van chemotherapie. Dit gold bijvoorbeeld voor zowel patiënten die voor cisplatine in aanmerking kwamen als voor patiënten die hiervoor niet in aanmerking kwamen, zo bleek uit de presentatie van dr. Michiel van der Heijden (Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam) tijdens de ASCO GU 2024.
Ondanks nieuwe behandelopties is de prognose van patiënten met gevorderd urotheelcarcinoom slecht, met een mediane algehele overleving (OS) van ongeveer dertien maanden.1 In de gerandomiseerde fase 3-EV-302/KEYNOTE-A39-studie onderzoekt men de uitkomst van combinatiebehandeling met enfortumab vedotin en pembrolizumab (EV + P) versus chemotherapie (cisplatine of carboplatine plus gemcitabine) bij patiënten met niet eerder behandeld lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom (Ia/mUC). “Na een mediane overlevingsfollow-up van 17,2 maanden waren de progressievrije overleving (PFS) en OS in de EV + P-arm vergeleken met de chemotherapiearm bijna verdubbeld.2 Daarnaast was het veiligheidsprofiel van EV + P over het algemeen beheersbaar en werden er geen nieuwe veiligheidssignalen geconstateerd. Behandelingsgerelateerde bijwerkingen van graad 3 of hoger kwamen vaker voor in de chemotherapiearm en bestonden in die arm vooral uit hematologische toxiciteiten. In de EV + P-arm waren de meest voorkomende bijwerkingen huidreacties, hyperglykemie en neutropenie”, vertelde Michiel van der Heijden. Op grond van deze positieve resultaten registreerde de FDA EV + P als eerstelijnsbehandeling voor deze patiëntenpopulatie. De huidige resultaten zijn afkomstig van een vooraf gespecificeerde subgroepanalyse van EV-302.
Subgroepen
Uit de subgroepanalyse blijkt dat EV + P versus chemotherapie geassocieerd was met een betere PFS bij zowel patiënten die wel voor cisplatine in aanmerking kwamen (HR 0,48) als patiënten die hiervoor niet in aanmerking kwamen (HR 0,43).3 Van der Heijden: “Daarnaast was het PFS-voordeel van EV + P onafhankelijk van de PD-L1-tumorexpressie (hoge expressie: HR 0,42; lage expressie: HR 0,50), de aan- of afwezigheid van levermetastasen (respectievelijk HR 0,53 en 0,43), de aanwezigheid van viscerale metastasen (HR 0,45) en bij patiënten met alleen positieve lymfeklieren (HR 0,40).” Ook in alle andere subgroepen was EV + P versus chemotherapie geassocieerd met een betere PFS.
Vergelijkbaar met de PFS verbeterde EV + P vergeleken met chemotherapie ook de OS in alle eerder genoemde subgroepen, waaronder patiënten met een hoge of juist lage PD-L1-tumorexpressie (respectievelijk HR 0,49 en 0,44).
In de totale populatie was het objectieve responspercentage (ORR) 67,7% met EV + P en 44,4% met chemotherapie. “EV + P was geassocieerd met een ORR van ten minste 60% in alle subgroepen, inclusief de groep patiënten met levermetastasen. Samengevat ondersteunen deze resultaten EV + P als een nieuwe standaardbehandeling bij patiënten met Ia/mUC”, aldus Van der Heijden.
Referenties
1. Bloudek L, et al. J Clin Oncol 2022;40 (6_suppl): abstr 570.
2. Powles T, et al. N Engl J Med 2024;390:875-88.
3. Van der Heijden MS, et al. J Clin Oncol 2024;42 (suppl 4): abstr LBA530.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer
Oncologie Up-to-date 2024 vol 15 nummer 2