De resultaten van de gerandomiseerde fase 3-TALAPRO-2-studie laten zien dat eerstelijnsbehandeling met talazoparib plus enzalutamide versus placebo plus enzalutamide geassocieerd is met een significant betere progressievrije overleving bij patiënten met gemetastaseerd, castratieresistent prostaatcarcinoom. Daarnaast was de toxiciteit van de combinatiebehandeling acceptabel, zo bleek uit de presentatie van prof. dr. Neeraj Agarwal (Salt Lake City, Verenigde Staten) tijdens het 2023 ASCO GU Cancers Symposium.
In 2012 bleek uit de resultaten van de fase 2-TALAPRO-1 studie dat monotherapie met de PARP-remmer talazoparib veilig was en geassocieerd was met een objectief responspercentage (ORR) van 29,8% bij uitvoerig voorbehandelde patiënten met gemetastaseerd, castratieresistent prostaatcarcinoom (mCRPC) en afwijkingen in genen die betrokken zijn bij reparatie na homologe recombinatie (HRR).1 Daarnaast zijn er aanwijzingen dat PARP-remmers in combinatie met remmers van androgeenreceptorsignalering werkzaam kunnen zijn bij patiënten met prostaatkanker zonder afwijkingen in HRR-genen.2
In de gerandomiseerde fase 3-TALAPRO-2-studie wordt de uitkomst onderzocht van eerstelijnsbehandeling met talazoparib plus enzalutamide versus placebo plus enzalutamide bij patiënten met mCRPC die niet zijn geselecteerd op afwijkingen in HRR-genen. De primaire uitkomstmaat was de radiologische progressievrije overleving (rPFS) bepaald door geblindeerde en centrale review (BICR).
Betere rPFS
“De resultaten van de TALAPRO-2-studie laten zien dat talazoparib plus enzalutamide (n=402) versus placebo plus enzalutamide (n=403) geassocieerd was met een 37% lager risico op progressie of overlijden (HR 0,63; 95% BI 0,51-0,78; p<0,001).3 De mediane rPFS volgens BICR werd niet bereikt in de talazoparib-arm en was 21,9 maanden in de placeboarm. De onderzoekerbepaalde rPFS liet een vergelijkbaar resultaat zien (HR 0,64; 95% 0,50-0,81; p<0,001). Uit een subgroepanalyse bleek dat het rPFS-voordeel van talazoparib plus enzalutamide aanwezig was in alle vooraf gedefinieerde subgroepen, zoals die op basis van leeftijd, performance status en Gleason-score. Daarnaast hadden patiënten zonder HRR-deficiëntie of onbekende HRR-status en vooral patiënten met een HRR-deficiënte tumor een verminderd risico op progressie of overlijden door de combinatiebehandeling (respectievelijk HR 0,70 en 0,46)”, aldus Neeraj Agarwal. Verder was de toevoeging van talazoparib aan enzalutamide onder andere geassocieerd met een significant betere tijd tot PSA-progressie, tijd tot cytotoxische chemotherapie en ORR. De resultaten van de algehele overleving waren nog immatuur.
Toxiciteit
Bijwerkingen van graad 3 of 4 kwamen voor bij 71,9% van de patiënten in de talazoparib-arm en 40,6% van de patiënten in de placeboarm. Wegens bijwerkingen werd de behandeling met talazoparib of placebo onderbroken of gestopt bij respectievelijk 75,4% versus 23,4% en 19,1% versus 12,2% van de patiënten. Agarwal: “Ondanks deze aanpassingen bleef de mediane relatieve dosisintensiteit van talazoparib boven de 80%. Verder werden myelodysplastisch syndroom en acute myeloïde leukemie gediagnosticeerd bij één patiënt die was behandeld met talazoparib plus enzalutamide. Longembolieën kwamen voor bij 2,5% van de patiënten in de talazoparib-arm en 0,7% van de patiënten in de placeboarm.” De meest voorkomende bijwerkingen in de talazoparib-arm waren anemie (65,8%), neutropenie (35,7%) en vermoeidheid (33,7%). Verder was talazoparib plus enzalutamide vergeleken met placebo plus enzalutamide geassocieerd met een significant langere tijd tot verslechtering van de algemene gezondheidsstatus en kwaliteit van leven (HR 0,78; 95% BI 0,62-0,99; p=0,04).
Referenties
1. De Bono JS, et al. Lancet Oncol 2021;22:1250-64.
2. Rao A, et al. Cancers 2022;14:801.
3. Agarwal N, et al. J Clin Oncol 2023;41(suppl 6): abstr LBA17.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer