Uit een analyse van de fase 3-PCS III- en IV-studies blijkt dat bij patiënten die zijn genezen van gelokaliseerd prostaatcarcinoom na radiotherapie plus androgeendeprivatietherapie het testosteronherstel negatief gecorreleerd is met de duur van de androgeendeprivatie. Daarnaast is het herstel beduidend slechter bij patiënten met een laag testosteronniveau op baseline, zo bleek tijdens het 2023 ASCO GU Cancers Symposium uit de presentatie van dr. Abdenour Nabid (Sherbrooke, Canada).
Uit de resultaten van de driearmige fase 3-PCS III-studie bleek dat bij 600 patiënten met intermediair-risicoprostaatcarcinoom zowel zes maanden androgeendeprivatietherapie (ADT) plus radiotherapie (RT) met 70 Gray als ADT plus dosisescalatie-RT (tot 76 Gray; DERT76) vergeleken met alleen DERT76 geassocieerd was met een significant betere uitkomst op het gebied van biochemisch falen, progressieve ziekte en sterfte door prostaatkanker.1 Daarnaast bleek uit de resultaten van de fase 3-PCS IV-studie dat bij 630 patiënten met lokaal hoog-risicoprostaatcarcinoom RT in combinatie met achttien dan wel 36 maanden ADT geassocieerd was met een vergelijkbare algehele overleving.2 RT plus achttien maanden ADT was echter geassocieerd met een significant betere kwaliteit van leven.
Het doel van de huidige studie was om over een periode van ongeveer vijftien jaar het herstel van het testosteronniveau te bepalen bij patiënten die behandeld waren met RT plus zes, achttien of 36 maanden ADT. Hiervoor werden van de PCS III- en -IV-studie patiënten geselecteerd die van prostaatkanker waren genezen. Het testosteronniveau werd bepaald op baseline en bij elk follow-upmoment. Een testosteronniveau tussen 9-25 nmol/l werd beschouwd als normaal.
Testosteronniveaus
In totaal werd 8.300 keer het testosteronniveau bepaald bij 309, 185 en 113 patiënten die gedurende respectievelijk zes, achttien of 36 maanden ADT kregen.3 Abdenour Nabid: “Tijdens de mediaan veertien jaar durende follow-up bleef het testosteronniveau over het algemeen op een stabiel en normaal niveau bij patiënten die alleen met RT behandeld waren. Daarnaast waren er zelden patiënten met een testosteronniveau tussen 0 en 5 nmol/l.” Van de patiënten die met RT plus ADT waren behandeld, had 80% een normaal testosteronniveau op baseline. Vanaf het moment dat de patiënten met RT plus zes maanden ADT behandeld werden verminderde het testosteronniveau snel tot een ondetecteerbaar niveau en herstelde zich daarna tot een normaal niveau bij een groot deel van de patiënten. De kinetiek van dit herstel was zeer variabel tussen de patiënten. Een vergelijkbaar beeld was te zien bij patiënten die met RT plus achttien maanden ADT waren behandeld. In deze groep waren er echter meer patiënten bij wie het testosterongehalte voor een zeer lange periode onder het normale niveau bleef. Deze bevindingen golden nog sterker voor de patiënten die met RT plus 36 maanden ADT behandeld waren. Van de patiënten die met RT plus zes, achttien of 36 maanden ADT behandeld waren, had respectievelijk 76,7%, 54,6% en 45,1% na verloop van tijd weer een normaal testosteronniveau (p<0,001). In deze groepen duurde het respectievelijk 1,53, 3,07 en 5,06 jaar voordat dit normale niveau werd bereikt (p<0,001). Bij patiënten die op baseline al een verlaagd testosteronniveau hadden, is het percentage patiënten bij wie het niveau ná RT plus ADT herstelt aanzienlijk lager. Als deze patiënten gedurende zes maanden met ADT werden behandeld duurt dit herstel bovendien langer: 1,95 jaar vergeleken met 1,51 jaar bij patiënten met een normaal testosteronniveau op baseline.” Bij patiënten die achttien of 36 maanden met ADT werden behandeld is er geen verschil in de snelheid van het herstel tussen patiënten met een normaal of laag testosteronniveau op baseline. Multivariabele analyses lieten zien dat het testosteronniveau op baseline, leeftijd, diabetes, ADT-duur, T3-T4 ziekte, PSA-waarde en de Gleason-score voorspellende factoren waren voor het testosteronherstel ná RT plus ADT.
Referenties
1. Nabid A, et al. Eur J Cancer 2021;143:64-74.
2. Nabid A, et al. Eur Urol 2018;74:432-41.
3. Nabid A, et al. J Clin Oncol 2023;41(suppl 6): abstr 300.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer