Bij een groot deel van de patiënten met spierinvasieve blaaskanker kan de blaas gespaard blijven door na respons op neoadjuvante chemotherapie actief te volgen in plaats van verder te behandelen. Dat blijkt uit de resultaten van de RETAIN-studie die dr. Daniel Geynisman (Philadelphia, Verenigde Staten) presenteerde tijdens het 2023 ASCO GU Cancers Symposium.
Patiënten met spierinvasief urotheelcarcinoom worden doorgaans behandeld met neoadjuvante platinumhoudende chemotherapie, gevolgd door cystectomie of chemoradiatie. Zo’n 30-40% van hen heeft een complete respons op neoadjuvante chemotherapie. De vraag is of bij deze patiënten cystectomie of chemoradiatie veilig kan worden weggelaten om de blaas te sparen en de kwaliteit van leven te verbeteren.
RETAIN
In de fase 2 RETAIN-studie gebruikten Daniel Geynisman en collega’s een combinatie van biomarkers en klinische stadiëring om responders te onderscheiden van non-responders na neoadjuvante chemotherapie.1 Veranderingen in bepaalde DNA-repairgenen (ATM, RB1, FANCC of ERCC2) zijn geassocieerd met een complete respons. Patiënten die een mutatie in een van deze genen hadden en die bij herstadiëring geen klinisch bewijs van ziekte vertoonden, werden in deze studie beschouwd als responders, en kwamen in aanmerking voor actief volgen (AS). Non-responders kregen verdere behandeling gericht tegen de blaas. De primaire uitkomstmaat was de metastasevrije overleving (MFS) na 24 maanden. Om non-inferioriteit aan te tonen, moest daarbij een verschil van 14% zichtbaar zijn, waarbij de ondergrens van het 95% betrouwbaarheidsinterval (BI) >64% moest zijn.
Primaire uitkomst niet bereikt
De intention-to-treat (ITT)-populatie bestond uit zeventig patiënten, van wie 33 mutatie-positief en 37 mutatie-negatief waren. Zesentwintig van de mutatie-positieve patiënten begonnen aan AS. Voor deze groep was de MFS na 24 maanden 72,8%, waarbij de ondergrens van het 95% BI 62,8% was. Daarmee werd de primaire uitkomst niet bereikt. “We kunnen dus de risico-gebaseerde benadering niet non-inferieur verklaren”, aldus Geynisman.
Bij een mediane follow-up van 41 maanden was 66% van de patiënten in de ITT-populatie vrij van metastasen. Tussen de AS-groep en de niet-AS-groep was geen statistisch significant verschil in de MFS na 24 maanden of in het ooit ontwikkelen van metastasen. “We zagen geen associatie tussen het type mutatie en MFS. Er leek wel een betere MFS bij actief gevolgde patiënten met een ERCC2-mutatie, hoewel dit niet statistisch significant was”, merkte Geynisman op.
Ook de algehele overleving na twee jaar vertoonde geen significant verschil (88,5% in de AS-groep versus 81,8% in de niet-AS-groep; p=0,25). “Van belang is dat acht patiënten nog steeds actief gevolgd worden zonder verdere interventies.”
Geen metastasen, intacte blaas
In de AS-groep ontwikkelden achttien patiënten (69%) enige vorm van urotheelcarcinoomrecidief, acht van hen ondergingen cystectomie en twee werden behandeld met chemoradiatie. “Twaalf patiënten (46%) zijn vrij van metastasen met een intacte blaas die niet bestraald is”, benadrukte Geynisman. Van de tien patiënten (38%) die metastasen ontwikkelden, hadden acht eerst een lokaal recidief. “Dit geeft ons de mogelijkheid voor eerdere interventie in de toekomst.”
“Analyse van circulerend tumor-DNA, celvrij DNA in de urine en verbeterde beeldvorming kunnen in de toekomst bijdragen aan de evaluatie van de respons. Verder klinisch onderzoek is nodig om risico-gebaseerde blaaspreservatie te optimaliseren”, denkt Geynisman.
Referentie
1. Geynisman DM, et al. J Clin Oncol 2023;41(suppl 6): abstr 438.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2023 vol 14 nummer 2