Een adjuvante behandeling met pembrolizumab na radicale chirurgie geeft een statistisch significant betere ziektevrije overleving dan observatie bij patiënten met hoogrisico spierinvasief urotheelcarcinoom. Dit blijkt uit de interimresultaten van de AMBASSADOR-studie, die dr. Andrea Apolo (Bethesda, Verenigde Staten) tijdens de ASCO GU 2024 presenteerde. “De studie behaalde echter niet de co-primaire uitkomstmaat van algehele overleving.”
AMBASSADOR is een gerandomiseerde, open-label fase 3-studie waarin een adjuvante behandeling met pembrolizumab is vergeleken met observatie na radicale chirurgie bij patiënten met hoogrisico spierinvasief urotheelcarcinoom (MIUC). Patiënten die behandeld waren met neoadjuvante chemotherapie kwamen ook in aanmerking voor de studie, mits zij persisterende spierinvasieve ziekte hadden. De duale primaire uitkomstmaten waren ziektevrije overleving (DFS) en algehele overleving (OS). Andrea Apolo presenteerde de interimresultaten voor deze uitkomstmaten in de intention-to-treat (ITT)-populatie, evenals de DFS- en OS-resultaten uitgesplitst naar PD-L1-status.
PD-L1 niet voorspellend
In de AMBASSADOR-studie werden 702 patiënten gerandomiseerd naar een adjuvante behandeling met pembrolizumab (n=354) of observatie (n=348). “Ongeveer twee derde van deze patiënten had neoadjuvante chemotherapie ontvangen en iets meer dan de helft was PD-L1-positief, op basis van een combined positive score (CPS) ≥10%.”
De studie behaalde de primaire uitkomstmaat voor DFS, liet Apolo zien. Na een mediane follow-up van 22,3 maanden was de DFS 29,0 maanden in de pembrolizumabgroep versus 14,0 maanden in de observatiegroep (HR 0,69; 95% BI 0,54-0,87; p=0,001). “De PD-L1-status bleek niet voorspellend voor dit voordeel van pembrolizumab”, zei Apolo. “PD-L1-positieve patiënten hadden wel een betere prognose wat betreft de DFS. Interessant was ook dat het grootste voordeel van een adjuvante behandeling met pembrolizumab ten opzichte van observatie gezien werd bij de PD-L1-negatieve patiënten. Maar het DFS-voordeel van een behandeling met pembrolizumab werd gezien ongeacht de PD-L1-status.”
Geen OS-verschil
Na een mediane follow-up van 36,9 maanden was er geen verschil in beide studiearmen wat betreft de OS. De mediane OS was 50,9 maanden met pembrolizumab versus 55,8 maanden bij observatie (HR 0,98; 95% BI 0,76-1,26; p=0,884). De PD-L1-status van patiënten maakte hierbij ook geen verschil. Apolo: “De PD-L1-status bleek wel prognostisch voor de OS-uitkomsten; we zagen dat patiënten met een positieve PD-L1-expressie een betere OS hadden dan patiënten met een negatieve PD-L1-expressie.” Het negatieve OS-resultaat in deze interimanalyse was volgens Apolo mogelijk te wijten aan het feit dat een groter deel van de patiënten in de observatiegroep (22 versus 5%) na een DFS-event een immuuncheckpointremmer als alternatieve systemische therapie ontving.
De behandeling met pembrolizumab werd over het algemeen goed verdragen, vervolgde Apolo. “De meest gerapporteerde bijwerkingen van pembrolizumab waren vermoeidheid, pruritus, diarree, hypothyreoïdie en uitslag.”
Apolo concludeerde dat een behandeling met pembrolizumab na radicale chirurgie een statistisch significante en klinisch betekenisvolle verbetering van de DFS gaf ten opzichte van observatie bij patiënten met hoogrisico-MIUC, ongeacht de PD-L1-status. “De resultaten van de AMBASSADOR-studie ondersteunen pembrolizumab in adjuvante setting als nieuwe behandeloptie voor patiënten met MIUC en een hoog risico op een recidief”, besloot Apolo.
Referentie
1. Apolo AB, et al. J Clin Oncol 2024;42 (suppl 4): abstr LBA531.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2024 vol 15 nummer 2