De CDK4/6-remmer abemaciclib is een nieuwe mogelijke eerstelijnsbehandeloptie voor patiënten met HR+, HER2- gevorderde borstkanker. Dit concludeert dr. Angelo di Leo (Prato, Italië) tijdens de ESMO 2017 op basis van de resultaten van de interimanalyse van de MONARCH 3-studie. “Daarnaast blijkt uit verkennende subgroepanalyses dat niet alle patiënten upfront behandeld hoeven te worden met combinatietherapie. Sommige patiënten komen mogelijk in aanmerking voor een behandeling met alleen endocriene therapie.”
De MONARCH 3 is een dubbelblinde fase 3-studie waarin 493 postmenopauzale vrouwen met HR+, HER2- gevorderde borstkanker gerandomiseerd werden naar een behandeling met de CDK4/6-remmer abemaciclib plus anastrozol of letrozol (n=328) of naar placebo plus een van beide aromataseremmers (n=165).1 Patiënten werden geïncludeerd indien zij niet eerder systemisch behandeld waren voor gemetastaseerde ziekte of een terugkeer van de ziekte hadden meer dan twaalf maanden na afronding van een neoadjuvante of adjuvante behandeling met endocriene therapie.
“De combinatie van abemaciclib plus hormonale therapie blijkt actiever dan hormonale therapie alleen”, concludeerde Angelo di Leo op basis van de resultaten uit de interimanalyse na een mediane follow-up van bijna achttien maanden. Hieruit kwam naar voren dat de progressievrije overleving (PFS; de primaire uitkomstmaat) in de groep patiënten die abemaciclib ontving, significant verlengd was ten opzichte van placebo (respectievelijk nog niet bereikt versus 14,7 maanden; p=0,000021). Het objectieve responspercentage voor patiënten met meetbare ziekte op baseline was 59,2% in de abemaciclib- versus 43,8% in de placebogroep, waarbij in de experimentele groep een complete respons werd gevonden bij 5% van de patiënten, versus 0% in de placebogroep. Gegevens met betrekking tot de algehele overleving waren nog niet matuur ten tijde van deze interimanalyse.
De meest voorkomende bijwerkingen (van elke graad, abemaciclib versus placebo) waren diarree (81,3% versus 29,8%), neutropenie (41,3% versus 1,9%) en vermoeidheid (40,1% versus 31,7%). Bij één patiënt in de abemaciclibgroep trad ernstige febriele neutropenie op. Veneuze trombo-embolische bijwerkingen traden op bij zestien van de patiënten in de abemaciclibgroep (4,9%) versus één in de placebogroep (0,6%).
Subgroepanalyses
“Dit zijn overtuigende bevindingen,” zei Di Leo. “Abemaciclib in combinatie met hormonale therapie zou een goede eerstelijnsbehandeloptie kunnen zijn voor menopauzale vrouwen met HR+, HER2- gevorderde borstkanker.” De in het kader van deze studie uitgevoerde subgroepanalyses lieten daarbij zien dat met name patiënten met gunstige prognostische factoren, zoals patiënten die pas refractair zijn jaren na het beëindigen van de adjuvante endocriene therapie of patiënten met alleen botmetastasen, wellicht in aanmerking komen voor een behandeling met alleen endocriene therapie. “Een behandeling met een CDK4/6-inhibitor zou bij hen overwogen kunnen worden ten tijde van ziekteprogressie, als tweedelijnsbehandeling voor gemetastaseerde ziekte,” stelde Di Leo.
Referentie
1. Di Leo A, et al. ESMO 2017; abstr 236O_PR.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist
Commentaar prof. dr. Vivianne Tjan-Heijnen, internist-oncoloog, Maastricht UMC+
Met de komst van de CDK4/6-remmers is echt weer een mijlpaal behaald. De drie nieuwe middelen, palbociclib, ribociclib en het in de MONARCH 3-studie onderzochte abemaciclib, zijn allemaal in dezelfde situatie getest: in eerste behandellijn eventueel na eerdere adjuvante hormoontherapie. In al deze studies zien we een verdubbeling van de tijd tot progressie. Voor patiënten is dit een enorme vooruitgang. De wetenschap dat zij twee jaar vooruit kunnen en dat er dan in tweede lijn nog mogelijkheden zijn, geeft hen rust. Persoonlijk zet ik de CDK4/6-remmers bij voorkeur in als eerstelijnsbehandeling, tenzij ik inschat dat de patiënt met alleen hormoontherapie ook lang vooruit kan.
In de MONARCH 3 is apart gekeken naar patiënten die al langere tijd met de adjuvante hormoontherapie gestopt waren. Zij blijken eigenlijk geen voordeel te hebben van de CDK4/6-remmers. Dat vind ik een interessante observatie die overeenkomt met mijn eigen gevoel: bij patiënten met een langzaam groeiende tumor die zich rustig gedraagt en op een beperkt aantal plekken is uitgezaaid, kunnen we dus alleen hormoontherapie geven. Treedt toch progressie op, dan kan in tweede behandellijn de combinatie van fulvestrant met een CDK4/6-remmer gegeven worden.
Het prettige aan de groep CDK4/6-remmers als geheel is dat er relatief weinig bijwerkingen optreden. Sommige patiënten voelen zich na één kuur van vier weken zelfs energieker. Wel zien we vaker trombose. Daarnaast zien we soms een te laag aantal witte bloedcellen. Op basis hiervan moet de kuur uitgesteld of de dosering verminderd worden. Het is van belang de patiënt in het begin intensief te controleren. Wanneer het goed gaat met een bepaalde dosering van de CDK4/6-remmer en de witte bloedcellen op niveau blijven, kan de controle elke acht weken plaatsvinden.
Oncologie Up-to-date 2017 vol 8 nummer 6