Een subgroepanalyse van data uit de MONARCH 2- en 3-studies met abemaciclib toont dat met name patiënten met slechte klinische, prognostische factoren relatief veel voordeel ervaren bij het toevoegen van de CDK4/6-remmer abemaciclib aan hormoontherapie. Dat rapporteerden onderzoekers tijdens het SABC Symposium in San Antonio.
In de MONARCH 2- en 3-studies werd abemaciclib gecombineerd met respectievelijk fulvestrant en een niet-steroïdale aromataseremmer en vergeleken met placebo plus hormoontherapie. Deelnemers aan MONARCH 2 waren hormoongevoelige, HER2-, gevorderde borstkankerpatiënten die tijdens hormoontherapie progressie vertoonden en in MONARCH 3 werd de behandeling gegeven in de eerste lijn. Deze en andere studies toonden dat het toevoegen van abemaciclib aan hormoontherapie gepaard gaat met onder meer een verbeterde progressievrije overleving, maar over welke patiënten in aanmerking zouden moeten komen voor de behandeling is nog weinig bekend. Matthew Goetz (Mayo Clinic, Rochester, Verenigde Staten) en collega’s presenteerden in San Antonio een analyse van gecombineerde data van beidde studies, met als doel klinische en pathologische factoren te identificeren die bruikbaar zijn bij het maken van behandelbeslissingen.1
Uit de analyse van meer dan 1.000 patiënten bleek dat verschillende factoren prognostische waarde hadden: het hebben van alleen botmetastasen, levermetastasen, tumorgraad, progesteronreceptorstatus en de ECOG-performancestatus. Met name de aanwezigheid van levermetastasen, de afwezigheid van progesteronreceptors en hooggradige tumoren gingen gepaard met een slechte prognose.
Goetz toonde daarbij dat juist bij de patiënten met deze slechte prognostische factoren een substantieel voordeel hadden van toevoeging van abemaciclib, hoewel in alle subgroepen voordeel werd gezien. In de slechtste subgroepen (levermetastasen, PgR-, hooggradige tumoren) werden echter de grootste winsten in progressievrije overleving gezien, met hazard ratio’s van tussen de 0,4 en 0,5, en verschillen in reponspercentages met de placebogroep van meer dan 30%. Tevens bleek uit analyse van de MONARCH 3 dat patiënten met een kort behandelingsvrij interval na de eerstelijnsbehandeling (<36 maanden), en daarmee ook een relatief slechte prognose, meer voordeel hadden van behandeling met abemaciclib dan degenen met een langer behandelingsvrij interval.
Goetz: “De huidige data suggereren dat er voor patiënten met een lang behandelingsvrij interval weinig voordeel is van abemaciclib, maar op dit vlak is nog meer data nodig omdat het aantal events nog zeer klein is. De belangrijkste vraag is naar mijn idee nu hoe we met onder meer deze data een patiëntengroep kunnen selecteren die in aanmerking moet komen voor alleen hormoontherapie.”
Referentie
1. Goetz M, et al. SABCS 2017: abstract GS6-02.
Drs. Twan van Venrooij, wetenschapsjournalist