VMP is een standaardbehandeling voor multipel-myeloompatiënten die niet voor transplantatie in aanmerking komen. Nu blijkt uit de resultaten van de gerandomiseerde fase 3-ALCYONE-studie dat de toevoeging van daratumumab aan VMP de werkzaamheid van de behandeling significant verbetert zonder ondraagbare toename in toxiciteit.
Nieuw-gediagnosticeerde multipel myeloom (NDMM)-patiënten die 65 jaar of ouder zijn en comorbiditeiten hebben komen niet in aanmerking voor autologe stamceltransplantatie (ASCT). Voor deze patiënten is bortezomib, melfalan en prednison (VMP) buiten de Verenigde Staten een standaardbehandeling.
“Daratumumab is een humaan monoklonaal antilichaam gericht tegen CD38 op multipel-myeloomcellen en verschillende B-, T- en NK-celsubsets. Daratumumab is als mono- of combinatietherapie geregistreerd voor de behandeling van gerecidiveerd en/of refractair multipel myeloom. Daarnaast liet een fase 1-studie zien dat daratumumab in combinatie met VMP goed verdragen wordt door NDMM-patiënten die niet voor ASCT in aanmerking komen.1 De gerandomiseerde fase 3-ALCYONE-studie vergeleek recentelijk de werkzaamheid en toxiciteit van daratumumab plus VMP (D-VMP) gevolgd door daratumumabmonotherapie versus VMP bij patiënten met nieuw-gediagnosticeerd multipel myeloom (NDMM) die niet in aanmerking kwamen voor autologe stamceltransplantatie (ASCT). De primaire uitkomstmaat was de progressievrije overleving (PFS). Secundaire uitkomstmaten waren onder andere het algemene responspercentage (ORR), het percentage minimaal residuale ziekte (MRD), de algemene overleving (OS) en de toxiciteit”, aldus dr. Maria-Victoria Mateos (Salamanca, Spanje) tijdens ASH 2017.
Verbeterde uitkomst
Uit de interimanalyse van de ALCYONE-studie bleek dat na een mediane follow-up van 16,5 maanden D-VMP vergeleken met VMP geassocieerd was met een significant verbeterde PFS (HR 0,50; 95% BI 0,38-0,65; p<0,0001).2 Mateos: “De mediane PFS werd niet bereikt in de D-VMP-arm (n=350) en was 18,1 maanden in de VMP-arm (n=356). Dit PFS-voordeel van D-VMP was zichtbaar in alle geanalyseerde subgroepen, waaronder die op basis van geslacht, leeftijd, nier- en leverfunctie en ziektestadium. Daarnaast waren de ORR en het complete en zeer goede partiële-responspercentage in de D-VMP- versus de VMP-arm respectievelijk 91% en 74% (p<0,0001), 43% en 24%, en 71% en 50%. De mediane responsduur werd niet bereikt na behandeling met D-VMP en was 21,3 maanden na VMP. Het percentage MRD-negatieve patiënten was 22% in de D-VMP-arm en 6% in de VMP-arm (p<0,0001). Verder was de studie nog onvoldoende matuur voor een vergelijking van de OS in beide armen.”
In de D-VMP-arm waren de meest voorkomende behandelingsgerelateerde hematologische graad 3- of 4-bijwerkingen neutropenie (40% versus 39% in de VMP-arm), trombocytopenie (34% versus 38%) en anemie (16% versus 20%). De frequentste behandelingsgerelateerde niet-hematologische graad 3- of 4-bijwerkingen in de D-VMP-arm waren longontsteking (11% versus 4% in de VMP-arm), diarree (3% in beide armen) en bovenste luchtweginfectie (2% versus 1%). In beide studiearmen onderbrak één patiënt de behandeling wegens longontsteking en overleden negentien patiënten door behandelingsgerelateerde bijwerkingen.
Volgens Mateos ondersteunen deze positieve resultaten D-VMP als standaardbehandeling bij NDMM-patiënten die niet voor ASCT in aanmerking komen.
Referenties
1. Mateos MV, et al. EHA 2015: abstract P275.
2. Mateos MV, et al. ASH 2017: abstract LBA-4.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer