Een onderhoudsbehandeling met ixazomib geeft een verbetering van de progressievrije overleving van 39% ten opzichte van placebo na autologe stamceltransplantatie bij patiënten met nieuw-gediagnosticeerd multipel myeloom. Dit blijkt uit de fase 3 TOURMALINE-MM3-studie waarvan de resultaten tijdens de 60eASH Annual Meeting in San Diego, Verenigde Staten, gepresenteerd werden door prof. Meletios Dimopolous (Athene, Griekenland).1
Veel MM-patiënten die een autologe stamceltransplantatie (ASCT) ondergaan, zullen uiteindelijk een recidief ontwikkelen. Het geven van onderhoudstherapie met lenalidomide na ASCT kan ziekteprogressie uitstellen en mogelijk de overleving van deze patiënten verbeteren. Ongeveer een derde van de patiënten moet de behandeling met lenalidomide echter staken wegens bijwerkingen. Onderhoudstherapie met proteasoomremmer biedt, door een ander werkingsmechanisme, een mogelijk alternatief voor lenalidomide, liet Dimopolous weten.
In de dubbelblinde, placebogecontroleerde fase 3 TOURMALINE-MM3-studie zijn de werkzaamheid en veiligheid van de proteasoomremmer ixazomib onderzocht als onderhoudstherapie ten opzichte van placebo. Deelnemende patiënten hadden allen na ASCT minstens een partiële respons op inductietherapie met een proteasoomremmer of immunomodulerend middel. In totaal werden 656 patiënten 3:2 gerandomiseerd naar een behandeling met ixazomib (n=395) of placebo (n=261). Zij werden gedurende 24 maanden behandeld, of tot progressie of onaanvaardbare toxiciteit. De primaire uitkomstmaat was de progressievrije overleving (PFS) en de secundaire uitkomstmaat was de algehele overleving (OS).
Na een mediane follow-up van 31 maanden werd er een significante verbetering van 39% gevonden in de PFS voor de patiënten die behandeld werden met ixazomib (HR 0,72; 95% BI 0,582-0,890; p=0,002). De mediane PFS was 26,5 maanden voor de ixazomibgroep en 21,3 maanden voor de placebogroep. De mediane OS was voor beide groepen nog niet behaald ten tijde van de analyse. Met ixazomib werd tevens een diepere respons bereikt ten opzichte van placebo. In totaal liet 46% van de patiënten in de ixazomibgroep een verbetering van hun respons zien na onderhoudstherapie. Dit was 32% voor de patiënten die placebo ontvingen. Bij 12% en 7% van de patiënten in respectievelijk de ixazomib- en placebogroep die bij aanvang van de studie een minimal residual disease (MRD)-positieve status hadden, kon dit omgezet worden naar een MRD-negatieve status. De mediane PFS voor patiënten met een MRD-negatieve status was 38,6 versus 32,5 maanden voor respectievelijk ixazomib en placebo. Voor patiënten met een MRD-positieve status was de mediane PFS respectievelijk 23,1 versus 18,5 maanden.
Ixazomib liet een gunstig veiligheidsprofiel zien en werd goed verdragen, volgens Dimopolous. Van de patiënten in de ixazomibgroep moest 7% de behandeling staken wegens bijwerkingen; dit was het geval bij 5% van de patiënten in de placebogroep. De belangrijkste bijwerkingen die vaker voorkwamen bij ixazomib dan bij placebo waren trombocytopenie, misselijkheid, diarree, braken en artralgie. De kwaliteit van leven bleef behouden met de ixazomibbehandeling.
Dimopolous concludeerde dat deze eerste studie naar een onderhoudsbehandeling gedurende 24 maanden met een proteasoomremmer na ASCT, een significante verbetering van de PFS liet zien van 39% ten opzichte van placebo. Ixazomib is hiermee mogelijk een nieuwe behandeloptie voor onderhoudstherapie na ASCT bij patiënten met nieuw-gediagnosticeerde MM, aldus de onderzoeker.
Referentie
1. Dimopoulos MA, et al. ASH 2018: abstr 301.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist