In vergelijking met bendamustine plus rituximab zorgde de combinatie venetoclax plus rituximab voor een langere progressievrije overleving, hogere mate van respons, en een klinisch relevante verbetering van de algehele overleving bij patiënten met gevorderde chronische lymfatische leukemie (CLL). Dat blijkt uit de resultaten van de gerandomiseerde Murano-studie, die dr. John Seymour (Melbourne, Australië) presenteerde tijdens het 59e ASH-congres.1
Venetoclax, een selectieve Bcl-2-remmer, vertoont klinische activiteit als monotherapie bij patiënten met gerecidiveerde of refractaire (R/R) CLL. In een eerdere fase 1b-studie zorgde de combinatie van venetoclax met rituximab (VR) voor een hoge mate van complete respons (CR) en uitroeiing van minimale restziekte (MRD).2 De Murano-studie is een gerandomiseerde fase 3-studie die de combinatie VR vergeleek met de standaardbehandeling met bendamustine plus rituximab (BR).
De onderzoekers includeerden 389 R/R CLL-patiënten die een tot drie eerdere behandelingen hadden gekregen, waaronder chemotherapie. Na randomisatie ontving de helft VR, en de andere helft BR. De dosis venetoclax werd in vier tot vijf weken geleidelijk verhoogd tot 400 mg, om het risico op tumorlysissyndroom (TLS) te verkleinen. Vanaf week zes kregen de patiënten zes vierweekse cycli rituximab naast de dagelijkse dosis venetoclax. De patiënten kregen maximaal twee jaar venetoclax, of tot ondraaglijke toxiciteit. In de BR-groep kregen de patiënten zes vierweekse cycli BR. De primaire uitkomstmaat was progressievrije overleving (PFS) vastgesteld door de onderzoeker. Tot de secundaire uitkomstmaten behoorden CR, mate van algehele respons (ORR), en algehele overleving (OS), met een hiërarchische analyse in die volgorde.
“Bij een mediane follow-up van 23,8 maanden was het verschil in PFS, de primaire uitkomstmaat, statistisch zeer significant. Na twee jaar was de PFS 85% in de VR-arm, en 36% in de BR-arm. Daarbij deden de patiënten in de BR-arm het nog goed in vergelijking met historische gegevens”, vertelde John Seymour. Er zijn echter nog onvoldoende gegevens beschikbaar om iets te kunnen zeggen over de duur van de respons na het stopzetten van venetoclax.
De PFS volgens onafhankelijke review bevestigde de resultaten. Het effect van VR was gelijk in alle subgroepen, ook bij patiënten met del(17p), die een slechte prognose hebben. De onderzoekers zagen ook een significante verbetering van de CR (26,8% versus 8,2%) en ORR (93,3% versus 67,7%). Seymour: “Na negen maanden was 62% van de patiënten in de VR-arm MRD-negatief (<10-4), vergeleken met 13% in de BR-arm. In de loop van de tijd bleef de MRD-negativiteit in de VR-arm ongeveer gelijk, terwijl dit in de BR-arm afnam. Na een follow-up van iets minder dan twee jaar zien we al een klinisch relevant verschil in OS. De tweejaars OS was 92% met VR, versus 87% met BR.”
Weinig mensen stopten met de behandeling. In beide armen kwamen bijwerkingen van graad 3-4 ongeveer even vaak voor. Neutropenie was frequenter met VR, maar febriele neutropenie en pneumonie kwamen minder vaak voor. Tumorlysissyndroom was infrequent.
“Venetoclax plus rituximab zou in overweging moeten worden genomen als standaard therapeutische optie bij patiënten met R/R CLL”, aldus Seymour.
Referentie
1. Seymour JF, et al. ASH 2017: abstract LBA2.
2. Seymour JF, et al. Lancet Oncol 2017;18:230-40.
Dr. Astrid Danen, medical writer
In deze video bespreekt prof. dr. Arnon Kater de klinische implicaties van de Murano-studie.