Bij patiënten met gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom en een V600-BRAF-mutatie die de combinatie dabrafenib/trametinib niet verdragen, kan vemurafenib overwogen worden. Tot deze conclusie komt prof. dr. Julien Mazières (Centre Hospitalier Universitaire, Toulouse, Frankrijk) op basis van de finale resultaten van het NSCLC-cohort van de AcSé-studie die hij presenteerde tijdens de IASLC 19th World Conference on Lung Cancer in Toronto, Canada. Hij benadrukte de noodzaak voor het integreren BRAF-V600-mutaties in routine biomarkerscreening.
Bij ongeveer 2% van de patiënten met niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) is er sprake van een BRAF-mutatie. De meeste richtlijnen bevelen dan een behandeling met BRAF-remmers aan. Zo ook de richtlijnen van National Comprehensive Cancer Networkdie combinatietherapie met dabrafenib en trametinib adviseren in het geval van een BRAF-mutatie, maar tevens stellen dat vemurafenib een optie kan zijn bij patiënten die de combinatiebehandeling niet verdragen. In dit kader is het Franse Nationale Kankerinstituut een programma gestart (de AcSé-studie) waarmee patiënten met een BRAF-mutatie toegang krijgen tot vemurafenib. Dit programma ondersteunt tevens moleculaire screening van patiënten.
Niet-V600-mutatie
Mazières presenteerde de finale resultaten van het NSCLC-cohort van de AcSé-studie. Hierin zijn patïenten met gemetastaseerd NSCLC geïncludeerd die niet in aanmerking kwamen voor een andere studie en progressie lieten zien na een of meer lijnen chemotherapie. Zij konden zowel een V600-BRAF- als een niet-V600-BRAF-mutatie hebben. Alle patiënten werden behandeld met vemurafenib. Primaire uitkomstmaat was het objectieve responspercentage en secundaire uitkomstmaten waren progressievrije (PFS) en algehele overleving (OS). In totaal werden 118 patiënten geïncludeerd: 101 patiënten met een V600-mutatie (waarvan de meerderheid de V600E-mutatie had) en zeventien patiënten met een niet-V600-mutatie. Uiteindelijk waren 100 patiënten uit de eerste groep en vijftien patiënten uit de tweede groep beschikbaar voor evaluatie van de werkzaamheid en veiligheid van vemurafenib.
Lage respons
De patiënten in het V600-cohort lieten een mediane responsduur zien van 6,4 maanden. In totaal had 43% een partiële respons, 21% stabiele ziekte en 16% ziekteprogressie. PFS was 5,2 maanden en OS 9,3 maanden. De respons in het cohort van patiënten met een niet-V600-mutatie was laag: er werden geen complete of partiële responsen gerapporteerd, één patiënt had stabiele ziekte en tien vertoonden progressie. Ook de PFS en OS waren laag (1,8 en 5,2 maanden respectievelijk).
Overweging
De toxiciteit van de behandeling bleek aanvaardbaar en betrof met name gevallen van asthenie, misselijkheid, diarree en huidtoxiciteit. Mazières liet daarnaast zien dat de resultaten van het cohort van V600-mutaties overeenkwamen met de resultaten van eerdere studies naar monotherapie met vemurafenib. De responspercentages en resultaten met betrekking tot PFS en OS waren echter lager dan eerder gerapporteerd met de combinatie van dabrafenib en trametinib. Mazières concludeerde dan ook dat de combinatie van dabrafenib met trametinib de behandeling van voorkeur blijft voor deze patiëntenpopulatie, maar dat vemurafenib overwogen kan worden bij patiënten die de combinatie niet goed verdragen. Daarnaast, zo gaf hij aan, bleek vemurafenib niet werkzaam bij patiënten met een niet-V600-BRAF-mutatie. Deze resultaten benadrukken de noodzaak voor het integreren van BRAF-V600in routine biomarkerscreening, aldus Mazières.
Referentie
1. Mazieres J, et al. WCLC 2018; abstr OA12.05.
Drs. Bianca Hagenaars, wetenschapsjournalist