Ouderen zijn in immuuntherapiestudies voor NSCLC en melanoom ondervertegenwoordigd. In de nog openstaande Britse ELDERS-studie worden rond dit thema prospectief gegevens verzameld uit de klinische praktijk, met als primaire uitkomstmaten veiligheid en kwaliteit van leven.1 Dr. Fábio Gomes (Manchester, Groot-Brittannië) presenteerde de interim-resultaten met betrekking tot het NSCLC-cohort.
In Groot-Brittannië is de mediane leeftijd bij diagnose van NSCLC 73 jaar. Bijna de helft van de patiënten die worden geïncludeerd in immuuntherapiestudies is jonger dan 65. Bovendien wordt in deze studies relatief weinig aandacht besteed aan veiligheid en kwaliteit van leven.
ELDERS is een prospectieve, observationele pilotstudie waarin het gebruik van immuuncheckpointremmers wordt onderzocht bij patiënten met gevorderd/uitgezaaid NSCLC of maligne melanoom. De studie is ontworpen met twee groepen: patiënten van 45-69 jaar en 70-plussers, met als primaire uitkomstmaten gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven (HRQoL), zoals bepaald met de EORTC QLQ-C30-ELD14-vragenlijst, en het profiel van immuungerelateerde toxiciteit (immune-related adverse events; irAE’s). Ook worden comorbiditeitsscores (cumulative illness rating scale; CIRS) bepaald (0-56). Daarnaast worden bij ouderen met een screeningsinstrument (G8) geriatrische beoordelingen uitgevoerd van de thema’s voeding, functie, affectie, cognitie, sociale vaardigheden, comorbiditeiten en medicatie. Van de geplande 120 patiënten waren er op het tijdstip van de interimanalyse 110 patiënten geïncludeerd, waarvan 32 NSCLC-patiënten (minimum follow-up 3 maanden).
Van het cohort NSCLC-patiënten was 96% behandeld met het tegen PD-1 gerichte antilichaam pembrolizumab en viel 40,6% in de 70-plus-groep. De laatsten hadden een meer gevorderde ziekte met 69% stadium M1b (versus 41,2% in de jongere groep; p=0,056). De mediane CIRS-score was 12 voor de ouderen en 7 voor de jongere groep (p=0,015). 46% van de ouderen had een afwijkende geriatrische screening (G8=<14), hetgeen een aanvullende beoordeling vereiste.
Met een mediane follow-up van 6 maanden was het algehele objectieve responspercentage (ORR) 19%. De ORR was hoger bij de ouderen (30,8% versus 10,5%; p=0,09). 15,4% van de ouderen en 10,5% van de jongere groep had tijdens de studie irAE’s van graad 3/4. Voor wat betreft ernstige bijwerkingen bij inclusie waren die percentages respectievelijk 53,8% en 36,8% (p=0,18).
Gomes concludeert dat de hogere incidentie van bijwerkingen bij de ouderen niet gerelateerd is aan de behandeling. De onderzoekers vonden geen correlatie tussen een hogere comorbiditeitsscore of afwijkende geriatrische beoordeling en de incidentie van irAE’s. Verder werd tijdens de immuuntherapie in geen van beide groepen een significante impact gesignaleerd op de globale HRQoL.
Ondanks het beperkte aantal patiënten en de korte follow-up geeft deze interimanalyse geen aanwijzingen dat ouderen minder voordeel hebben van de immuuntherapie of een hoger risico lopen op irAE’s vergeleken met jongere patiënten, ondanks dat ze meer comorbiditeiten en geriatrische problemen vertonen.
Referentie
1. Gomes F, et al. IASLC WCLC 2017; abstr MA 10.07.
Dr. Jan Hein van Dierendonck, wetenschapsjournalist