De incidentie van trombo-embolische gebeurtenissen bij patiënten met een gevorderd longadenocarcinoom is 15% en bij gevorderd NSCLC 10%. Het is aannemelijk dat de verschillende moleculaire tumorsubtypen invloed hebben op het tromboserisico. Een retrospectief onderzoek naar deze relatie werd gepresenteerd door dr. Jon Zugazagoitia (Madrid, Spanje). Met name patiënten met een herschikking van het ALK-gen hebben een hogere kans op trombo-embolische ziekte.1
Recente publicaties suggereren dat de incidentie van trombo-embolische complicaties opvallend hoog is bij patiënten met longkanker die positief scoren voor fusie van het ALK– met het gen EML4 (EML4-ALK-translocatie). Een Israëlische studie bij 98 ALK+ NSCLC-patiënten noemt een veneuze trombose-incidentie van 36%.2
Patiënten uit 29 Spaanse medische centra en één Portugees academisch centrum werden tussen januari 2012 en december 2016 gediagnosticeerd met gevorderd ALK+ NSCLC. Een trombo-embolische gebeurtenis werd gedefinieerd als een veneuze en/of arteriële trombo-embolie op een willekeurige locatie (zoals gedocumenteerd door adequate beeldvorming) tijdens of na de diagnostiek van een vergevorderd kankerstadium. Van de 241 geïncludeerde patiënten had de helft nooit gerookt, 85% had stadium IV en bij respectievelijk 22% en 25% was sprake van hersen- of levermetastasen.
Bij 73 patiënten (30,3%) traden trombo-embolische complicaties op (bij driekwart hiervan binnen 6 maanden na diagnose); in 69 gevallen veneus, 2 arterieel en 2 beide. Bij 30 patiënten (41%) was de locatie pulmonair.
Uit multivariate regressieanalyse bleken de aanwezigheid van leveruitzaaiingen (HR 1,85; 95% BI 1,09-3,15; p=0,021) en meer dan 110.000 leukocyten/mm3 (HR 2,354; 95% BI 1,43-3,82; p=0,001) onafhankelijke voorspellers voor trombo-embolische ziekte. De mediane algehele overleving van patiënten met of zonder trombo-embolische gebeurtenissen was respectievelijk 20 en 36 maanden (p=0,035).
In het multivariate Cox-model bleek trombo-embolische ziekte geassocieerd met kortere algehele overleving (HR 1,70; 95% BI 1,10-2,62; p=0,0016). 24 patiënten hadden bij aanvang van de studie trombo-embolische ziekte, maar dat gaf geen significante verhoging van het sterfterisico (HR 1,67; 95% BI 0,96-2,91; p=0,068).
Referenties
1. Zugazagoitia J, et al. IASLC WCLC 2017: abstr MA 07.03.
2. Zer A, et al. Clin Lung Cancer 2017;18:156-61.
Dr. Jan Hein van Dierendonck, wetenschapsjournalist