Bij patiënten met triple-negatief mammacarcinoom lijkt een inductiebehandeling voorafgaand aan behandeling met nivolumab, de respons op de behandeling te vergroten. Met name lage-dosiscisplatine en lage-dosisdoxorubicine zijn hiervoor geschikt, vertelde internist-oncoloog dr. Marleen Kok (Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam) onderzoekers van de TONIC-studie tijdens het jaarlijkse ASCO-congres.
Hoewel behandeling met immunotherapie bij patiënten met triple-negatief mammacarcinoom (TNBC) gepaard kan gaan met duurzame responsen, is het responspercentage met ongeveer 5-10% nog voor verbetering vatbaar. De fase 2-TONIC-studie onderzoekt of het mogelijk is om bij patiënten met gemetastaseerde TNBC de respons op anti-PD-1-therapie te verhogen met behulp van inductiebehandeling met lage-dosischemotherapie of lage-dosisradiotherapie.1
In het eerste deel van de niet-geblindeerde, gerandomiseerde, niet-vergelijkende studie zijn vijf cohorten van een klein aantal patiënten gedurende twee weken behandeld met radiotherapie (3x8Gy), lage-dosischemotherapie (cyclofosfamide, cisplatine, of doxorubicine) of kregen zij als controlegroep geen inductiebehandeling. Vervolgens werden alle deelnemers acht weken behandeld met nivolumab. In deel 2 van de studie wordt de meest veelbelovende behandeling verder onderzocht. Vanwege het klein aantal patiënten en het niet-vergelijkende studiedesign kunnen hierover geen harde conclusies getrokken worden, maar wordt een zogenoemde pick-the-winner-strategie gebruikte, vertelde Marleen Kok.
Kok presenteerde in Chicago de resultaten van het eerste deel van de studie. In totaal namen hieraan 66 vrouwen deel met TNBC (ER<10%, HER2-negatief) die maximaal drie eerdere behandelingen met chemotherapie hadden ondergaan. Patiënten met hoge LDH-waarden waren uitgesloten van deelname.
Na een mediane follow-up van 13,4 maanden was het responspercentage in de totale groep vrouwen 20% (n=13), met twee complete responsen (3%) en elf partiële responsen (17%). De mediane duur van de respons was negen maanden. Daarbij waren duidelijke verschillen in het responspercentage in de diverse cohorten. Zonder inductiebehandeling (n=12) was het responspercentage 17%, terwijl deze slechts 8% was bij inductiebehandeling met radiotherapie (n=12) en cyclofosfamide (n=12). Daarentegen ging behandeling met cisplatine (n=13) en doxorubicine (n=17) gepaard met hogere responspercentages, van respectievelijk 23% en 35%. Kok benadrukte dat alle patiënten die een respons vertoonden op cisplatine/nivolumab of doxorubicine/nivolumab eerder waren behandeld met carboplatine en een anthracycline.
Kok toonde verder dat de eenjaarsoverleving van de patiënten met een complete of partiële respons zeer goed was met 85%. Onder patiënten met progressieve ziekte was de eenjaarsoverleving 21%.
Ten slotte liet Kok aan de hand van genetische analyse van tumorbiopten zien dat de inductiebehandeling waarschijnlijk leidt tot een verhoogde vatbaarheid van het tumorweefsel voor behandeling met immunotherapie. Genen betrokken bij inflammatie kwamen na een succesvolle inductiebehandeling verhoogd tot expressie in biopten. Kok: “Het lijkt erop dat cisplatine en doxorubicine de tumor richting een geïnflammeerde toestand kunnen sturen.” Daarbij werden verhoogde aantallen T-cellen gezien.
Kok concludeerde dat immuuninductiebehandeling voorafgaand aan nivolumab veelbelovende responspercentages opleverde. Zij vertelde dat in het tweede deel van de studie doxorubicine verder zal worden onderzocht, en dat het cisplatinecohort mogelijk eveneens verder wordt uitgebreid.
Referentie
1. Kok M, et al. J Clin Oncol 2018;36 (suppl): abstr 1012.
Drs. Twan van Venrooij, wetenschapsjournalist