Het toevoegen van de checkpointremmer atezolizumab aan neoadjuvante chemotherapie bij triple-negatief mammacarcinoom (TNBC) geeft geen significante vergroting van het percentage patiënten met een complete respons (CR) ten opzichte van alleen chemotherapie. Dit blijkt uit de NeoTRIPaPDL1 Michelangelo-studie, waarvan dr. Luca Gianni (Milaan, Italië) de resultaten presenteerde op het 2019 San Antonio Breast Cancer Symposium in de Verenigde Staten.1
TNBC is een zeer agressief subtype van mammacarcinoom met een hoog recidiefrisico, waarbij geregeld resistentie tegen chemotherapie ontstaat, of waarbij recidieven optreden ondanks chemotherapie. De NeoTRIPaPDL1 Michelangelo-studie onderzocht hierom de potentiële rol van atezolizumab bij deze vorm van borstkanker, vanuit de hypothese dat een combinatie van een checkpointremmer en chemotherapie de antitumorimmuunrespons zou kunnen versterken. Eerder liet de IMpassion 130-studie al zien dat toevoeging van de PD-L1-remmer atezolizumab aan nab-paclitaxel een verbetering gaf van de progressievrije overleving (PFS) en algehele overleving (OS) bij TNBC.
De Michelangelo-studie includeerde 280 patiënten met een hoog-risico, lokaal uitgebreid of inflammatoir TNBC, en randomiseerde hen naar een behandeling met carboplatine en nab-paclitaxel al dan niet in combinatie met atezolizumab. De primaire uitkomstmaat voor de studie was de vijfjaars eventvrije overleving. De belangrijkste secundaire uitkomstmaat, waarvan Luca Gianni in San Antonio de resultaten presenteerde, was het percentage CR volgens pathologisch onderzoek. Dit wordt beschouwd als een goede voorspeller van langetermijnuitkomsten.
Na circa zes maanden gaf de toevoeging van atezolizumab aan neoadjuvante chemotherapie slechts minimaal hogere CR-percentages dan alleen chemotherapie (43,5% versus 40,8%, niet significant). In de subgroep van patiënten met positieve PD-L1-expressie had 51,9% van de patiënten met atezolizumab een CR versus 48,0% in de controlegroep. Ook dit verschil was niet statistisch significant. Een multivariate analyse wees uit dat de aanwezigheid van PD-L1-expressie de belangrijkste beïnvloedende factor was van het percentage CR met of zonder atezolizumab, met een odds ratio van 2,08. Ernstige bijwerkingen gerelateerd aan de behandeling, waaronder leverfunctiestoornissen, kwamen vaker voor in de atezolizumabgroep.
Gianni concludeert dat de toevoeging van atezolizumab aan neoadjuvante chemotherapie geen aanvullend voordeel geeft, al geeft hij aan dat het ook mogelijk is dat de effecten van aanvullend atezolizumab wellicht pas op langere termijn zichtbaar en meetbaar worden. Een pathologisch complete respons geeft weinig inzicht in de kwaliteit van de respons op medicatie. De onderzoekers stellen dat wellicht andere analyses wel verschillen in de kwaliteit van respons aan het licht brengen.
Referentie
1. Gianni L, et al. SABCS 2019; abstract GS3-02.
Dr. Judith Cohen, wetenschapsjournalist
Congres Up-to-date 2020 vol 5 nummer 1