Het detecteren van circulerend tumor-DNA (ctDNA) bij patiënten met vroeg-stadium triple-negatief mammacarcinoom na neoadjuvante chemotherapie blijkt een onafhankelijke voorspeller te zijn voor ziekterecidief. Hiermee lijkt ctDNA een belangrijke factor voor stratificatie bij toekomstige studies naar post-neoadjuvante therapieën. Dit stelde dr. Milan Radovich (Indianapolis, Verenigde Staten) tijdens zijn presentatie op het 2019 San Antonio Breast Cancer Symposium in de Verenigde Staten.1
Al langer is bekend dat de aanwezigheid van ctDNA een signaal is voor de aanwezigheid van kanker. Dat nu aangetoond is dat ctDNA een onafhankelijke voorspeller is van ziekterecidief bij triple-negatief mammacarcinoom (TNBC) is hopelijk een uitkomst voor veel vrouwen. TNBC is een subtype van mammacarcinoom met een hoog risico op recidivering, en vrouwen leven na de eerste chirurgische resectie vaak lange tijd in spanning. Dit stelde Milan Radovich bij het presenteren van de resultaten van analyses van de BRE12-158-studie.
In de studie werden plasmamonsters geanalyseerd van patiënten met TNBC, na preoperatieve chemotherapie en met residuele ziekte. Sequentie-analyse werd verricht op ctDNA van 142 patiënten. De onderzoekers vonden gemuteerd ctDNA bij negentig patiënten (63%). De meest voorkomende mutatie was TP53. Na 17,2 maanden follow-up bleek de aanwezigheid van ctDNA significant geassocieerd te zijn met een slechtere ziektevrije overleving. Patiënten met ctDNA in hun plasma hadden een mediane ziektevrije overlevingsduur van 32,5 maanden. Bij patiënten zonder ctDNA was de mediaan niet bereikt.
Na 24 maanden was de ziektevrije overleving 56% bij ctDNA-positieve patiënten versus 81% bij ctDNA-negatieve patiënten (HR 2,99; 95% BI 1,38-6,48; p=0,0055). Uit een multivariate analyse bleek ctDNA onafhankelijk van andere factoren als tumorgrootte, gradering en stadiëring, geassocieerd te zijn met een slechtere ziektevrije overleving. Patiënten met ctDNA hadden een drie keer zo groot risico op een recidiefmetastase op afstand dan ctDNA-negatieve patiënten. Hiernaast was ctDNA geassocieerd met een slechtere algehele overleving; patiënten met ctDNA hadden een 4,1 keer hoger risico op overlijden vergeleken met ctDNA-negatieve patiënten.
De onderzoekers geven aan dat bij toekomstige onderzoeken bij de stratificatie rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van ctDNA. Mogelijk zal de aanwezigheid van ctDNA in de toekomst potentieel hebben voor het gerichter behandelen van patiënten met een hoog recidiefrisico, zeker nu sequentietechnieken zich snel ontwikkelen en breder inzetbaar zullen zijn.
Referentie
1. Radovich M, et al. SABCS 2019; abstr GS5-02.
Dr. Judith Cohen, wetenschapsjournalist