Toevoeging van ribociclib aan endocriene therapie verbetert de uitkomst bij postmenopauzale borstkankerpatiënten. Tijdens het SABC Symposium liet prof. dr. Debasish Tripathy (Houston, Verenigde Staten) de resultaten zien van de gerandomiseerde fase 3-MONALEESA-7-studie die ribociclib vergeleek met placebo. Het blijkt dat toevoeging van ribociclib ook de progressievrije overleving bij premenopauzale vrouwen met hormoonreceptorpositieve, HER2-negatieve, gevorderde borstkanker verbetert.
Ten opzichte van postmenopauzale vrouwen hebben premenopauzale vrouwen met hormoonreceptorpositieve, HER2-negatieve, gevorderde borstkanker (HR+ HER2– ABC) meestal een agressievere ziekte en slechtere prognose. Ondanks een goede respons op endocriene eerstelijnstherapie krijgen vrijwel alle premenopauzale vrouwen met HR+ HER2– ABC na verloop van tijd progressieve of refractaire ziekte.
Uit de resultaten van de fase 3-MONALEESA-2-studie bleek dat de toevoeging van de CDK4/6-remmer ribociclib aan letrozol geassocieerd is met een verbeterde progressievrije overleving (PFS) bij postmenopauzale vrouwen die niet eerder met systemische therapie behandeld waren.1 “Recentelijk vergeleek de gerandomiseerde fase 3-MONALEESA-7-studie de werkzaamheid en toxiciteit van ribociclib versus placebo in combinatie met gosereline plus tamoxifen dan wel een niet-steroïdale aromataseremmer (NSAI) bij pre- of perimenopauzale vrouwen met HR+ HER2– ABC die niet eerder met endocriene therapie behandeld waren.
De primaire uitkomstmaat was de lokaal bepaalde PFS. Secundaire uitkomstmaten waren onder andere het algemene responspercentage (ORR), de algemene overleving (OS) en de toxiciteit”, aldus Debasish Tripathy.
Verbeterde PFS
In de MONALEESA-7-studie werden in totaal 672 patiënten 1:1 gerandomiseerd naar de ribociclib- of de placeboarm.2 De mediane tijd tussen randomisatie en analyse was 19,2 maanden. Tripathy: “Bepaling van de toegevoegde waarde van ribociclib liet zien dat de remmer vergeleken met placebo geassocieerd was met een significant verbeterde PFS. De mediane PFS was 23,8 maanden in de ribociclibarm en 13,0 maanden in de placeboarm (HR 0,55; 95% BI 0,44-0,69; p<0,0001). Indien de patiënten gescheiden werden op basis van endocriene behandeling bleek dat in de populatie behandeld met tamoxifen de mediane PFS 22,1 maanden was in de ribociclibarm en 11,0 maanden in de placeboarm (HR 0,59; 95% BI 0,39-0,88). Na behandeling met NSAI’s was dit respectievelijk 27,5 en 13,8 maanden (HR 0,57; 95% BI 0,44-0,74). Verder bleek ribociclib ook geassocieerd met een PFS-voordeel bij subgroepen op basis van onder andere leeftijd, performancestatus, eerdere chemotherapie en duur van het ziektevrije interval. Daarnaast was ribociclib geassocieerd met een significant verbeterde ORR: 41% in de tamoxifenarm en 30% in de placeboarm (p<0,001). De studie was nog onvoldoende matuur voor een bepaling van de OS.”
Wegens bijwerkingen werd de behandeling onderbroken bij 4% van de patiënten in de ribociclib- en 3% van de patiënten in de placeboarm. In de ribociclibarm waren de meest voorkomende hematologische bijwerkingen van elke graad: neutropenie (76% versus 8% in de placeboarm), leukopenie (31% versus 6%) en anemie (21% versus 10%). De frequentste niet-hematologische bijwerkingen van elke graad waren: opvliegers (34% in beide armen), misselijkheid (32% versus 20%) en gewrichtspijn (30% versus 27%). Verder bleek uit patiëntenquêtes dat ribociclib versus placebo geassocieerd was met een verbeterde gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, waaronder de pijnbeleving.
Referenties
1. Hortobagyi GN, et al. N Engl J Med 2016;375:1738-48.
2. Tripathy D, et al. SABC 2017: abstract GS2-05.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer