De PREOPANC-studie vergelijkt voorbehandeling met bestraling en chemotherapie gevolgd door operatie versus alleen operatie voor operatief verwijderbare of mogelijk verwijderbare pancreascarcinoom. Radiotherapeut-oncoloog dr. Geertjan van Tienhoven (Academisch Medisch Centrum, Amsterdam) presenteerde op de 2018 ASCO Annual Meeting de voorlopige resultaten van deze studie die er veelbelovend uitzien.
Patiënten met pancreascarcinoom hebben een slechte prognose en resectie is slechts in 15-20% van de gevallen een optie. Deze chirurgie wordt doorgaans gevolgd door adjuvante chemotherapie. Toch keert de ziekte bij de meeste patiënten terug – zelfs na een succesvolle resectie is de vijfjaarsoverleving lager dan 20%. Eerdere, observationele, studies suggereerden dat er een voordeel zou kunnen zijn van preoperatieve chemo-radiotherapie.
De Nederlandse PREOPANC-studie is een gerandomiseerde gecontroleerde studie, uitgevoerd door de Dutch Pancreatic Cancer Group (DPCG), waarin 246 patiënten uit 16 instituten, met een pathologisch bewezen resectabel of borderline-resectabel pancreascarcinoom, werden gerandomiseerd tussen directe exploratieve laparotomie (gevolgd door standaardbehandeling met gemcitabine) of preoperatieve chemo-radiotherapie gevolgd door exploratieve laparotomie en de rest van de gemcitabine. De preoperatieve behandeling bestond uit vijftien keer 2,4 Gray bestraling, voorafgegaan en gevolgd door een cyclus van drie wekelijkse doses 1.000 mg/m2gemcitabine. De totale hoeveelheid gemcitabine die in beide armen werd toegediend was min of meer gelijk. De potentiële resectabiliteit werd multidisciplinair bepaald aan de hand van radiologische resectabiliteitscriteria. De primaire uitkomstmaat was overleving naar behandelintentie – de patiënten werden uiteindelijk geanalyseerd volgens het intention to treat-principe. Voor de slotanalyse zal moeten worden gewacht tot nog 26 patiënten zijn overleden.
In de preoperatieve chemo-radiotherapiearm vonden minder resecties plaats (60% versus 72%; p=0,065), maar bij resecties was wel vaker sprake van volledig tumorcelvrije snijranden (63% versus 31%; p<0.001), wat zich leek te vertalen in minder ziekteprogressie (50% versus 80%; p=0,002). De mediane overleving was 17,1 maanden met preoperatieve chemo-radiotherapie en 13,7 maanden na onmiddellijke chirurgie (HR 0,74; p=0,074). Ook was de tijd tot terugkeer van de ziekte langer na preoperatieve therapie (9,9 versus 7,9 maanden; p =0,023), evenals de tweejaarsoverleving (42% versus 30%). In de groep patiënten waarbij de tumor succesvol kon worden verwijderd was het verschil in overleving 42,1 maanden met preoperatieve behandeling en 16,8 maanden met onmiddellijke chirurgie.
Hoewel het gaat om een voorlopige analyse suggereren de resultaten volgens Van Tienhoven een duidelijk voordeel van preoperatieve chemo-radiotherapie. “Een volgende stap zal zijn om effectievere preoperatieve behandelingen te vinden. Gedacht wordt aan FOLFIRINOX-chemotherapie of FOLFIRINOX gecombineerd met stereotactische radiotherapie.
Referentie
1. Van Tienhoven G, et al. J Clin Oncol 2018;36 (suppl): abstr LBA4002.
Dr. Jan Hein van Dierendonck, wetenschapsjournalist