Vrouwen die behandeld zijn wegens borstkanker hebben een verhoogd risico op (veel) opvliegers, onder andere als gevolg van het gebruik van adjuvante endocriene therapie en vanwege het feit dat hun aandoening een contra-indicatie is voor het gebruik van hormoonsubstitutie tegen opvliegers. Dagelijks gebruik van oxybutinine kan het aantal opvliegers tot de helft verminderen, blijkt uit de ACCRU SC-1603-studie waarvan dr. Roberto Leon Ferre (Rochester, Verenigde Staten) tijdens het SABC Symposium 2018 de resultaten presenteerde.1
Opvliegers zijn een bekend en veelvoorkomend probleem bij vrouwen in de menopauze. Vrouwen die behandeld zijn wegens borstkanker hebben een meer dan gemiddeld risico op (veel) opvliegers. Het feit dat zij door hun behandeling vroegtijdig in de menopauze zijn gekomen en het gebruik van adjuvante endocriene therapie spelen daarbij een rol. De behandeling wegens borstkanker is daarnaast een contra-indicatie voor het gebruik van hormoonpreparaten die het aantal opvliegers kunnen verminderen. De opvliegers kunnen bij borstkankerpatiënten bovendien aanleiding zijn om vroegtijdig te stoppen met endocriene therapie. Als alternatief voor hormoonpreparaten kunnen tegen opvliegers ook sommige antidepressiva worden ingezet. De acceptatie hiervan is in de praktijk echter gering, vanwege de associatie met het hebben van een psychische ziekte.
In een eerdere studie is gebleken dat het anticholinergicum oxybutinine (15 mg/dag) in staat is bij vrouwen met een ‘natuurlijke menopauze’ het aantal opvliegers per dag te verminderen.2Deze behandeling ging echter gepaard met aanzienlijke bijwerkingen.
Afname aantal opvliegers
In de gerandomiseerde ACCRU SC-1603-fase 3-studie zijn 150 menopauzale vrouwen die minimaal 28 opvliegers per week (gedurende meer dan één maand) rapporteerden gerandomiseerd naar een zes weken durende behandeling met tweemaal 2,5 mg oxybutinine per dag, tweemaal 5 mg oxybutinine per dag of placebo. Ruim 60% van de vrouwen in elke behandelarm gebruikte tijdens deelname aan de studie adjuvante endocriene therapie in de vorm van een aromataseremmer of tamoxifen.
De behandeling met oxybutinine leidde tot een snelle en significante daling van het wekelijkse aantal opvliegers. Gebruik van tweemaal 2,5 mg/dag leidde na zes weken tot een gemiddelde afname van de frequentie van de opvliegers met 60%, gebruik van tweemaal 5 mg/dag tot een afname van de frequentie van de opvliegers met 75%, terwijl de frequentie van de opvliegers in de placebogroep met 30% daalde. Voor de HF-score (een gecombineerde maat voor de ernst en frequentie van de opvliegers) waren deze cijfers: 65% afname in zes weken bij tweemaal 2,5 mg/dag, 85% afname bij tweemaal 5 mg/dag en 30% afname bij placebo. De vrouwen die oxybutinine gebruikten meldden een verbetering in de kwaliteit van leven, waaronder de kwaliteit van slapen, werken, vrijetijdsbesteding en het onderhouden van hun sociale relaties.
Als belangrijkste bijwerkingen van de behandeling met oxybutinine werden gemeld: droge mond, buikpijn en moeite met plassen. Gebruiksters van tweemaal 2,5 mg/dag meldden ook droge ogen, diarree en hoofdpijn als bijwerking.
Invloed op tamoxifen
Op basis van deze uitkomsten concluderen Roberto Leon Ferre en collega’s dat oxybutinine (bij voorkeur tweemaal 5 mg/dag) een effectief niet-hormonaal middel is om de last van opvliegers bij menopauzale vrouwen te verminderen. Daarbij is het voor vrouwen die tamoxifen gebruiken belangrijk dat oxybutinine niet van invloed is op het tamoxifenmetabolisme en - anders dan sommige andere niet-hormonale middelen tegen opvliegers - de effectiviteit van tamoxifen niet nadelig beïnvloedt. Daarnaast, stelt Leon-Ferre, kan het gebruik van oxybutinine - anders dan het gebruik van antidepressiva - desgewenst ook snel gestopt worden.
Referenties
1. Leon Ferre RA, et al. SABCS 2018; abstr GS6-02.
2. Simon JA, et al. Menopause 2016;23:1214-21.
Dr. Marten Dooper, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2019 vol 10 nummer 1