Bij vrouwen met vroeg-stadiumborstkanker, klinisch kliernegatief maar met een positieve schildwachtklier, kunnen de okselklieren uit voorzorg bestraald worden of behandeld worden met een okselklierdissectie. Uit de tienjaars-follow-updata van de AMAROS-studie blijkt dat de kans op overleving in beide gevallen hetzelfde is, meldde prof. dr. Emiel Rutgers (Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam) tijdens het SABC Symposium 2018.1
Van oudsher gold het adagium dat het zinvol is om bij vrouwen met borstkanker bij wie een positieve schildwachtklier werd aangetroffen een complete okselklierdissectie uit te voeren. Dit om het risico op terugkeer (regionaal) van de ziekte zo klein mogelijk te maken. Een complete okselklierdissectie leidt echter ook tot langdurige en bij een deel van de patiënten zelfs levenslange bijwerkingen, met name lymfoedeem en een verminderde schouderfunctie. Om die reden werd gezocht naar een alternatief voor de okselklierdissectie.
Geen verschil
In de AMAROS-studie is nagegaan in hoeverre de okselklierdissectie veilig vervangen kan worden door bestraling van de oksel. Van de ruim 4.800 vrouwen met een klinisch kliernegatief mammacarcinoom bleken 1.425 vrouwen een positieve schildwachtklier te hebben. Deze vrouwen zijn 1:1 gerandomiseerd naar bestraling of een okselklierdissectie. Bij de publicatie van de uitkomsten van de studie na vijf jaar follow-up, in 2014, bleek dat er tussen beide behandelingen geen statistisch significant verschil was wat betreft het aantal patiënten met terugkeer van de ziekte in de oksel: bij vier vrouwen (van 744) die een okselklierdissectie hadden ondergaan en bij zeven vrouwen (van 681) die bestraling van de oksel hadden ondergaan. Wel was er bij de vrouwen die bestraling van de oksel hadden ondergaan significant minder sprake van lymfoedeem.2
In Nederland hebben deze uitkomsten geleid tot een sterke voorkeur voor okselbestraling boven okselklierdissectie bij deze patiëntengroep. In veel andere landen heeft de okselklierdissectie nog de voorkeur. Een argument daarbij is, stelde Emiel Rutgers, dat vijf jaar follow-up bij borstkanker te kort is bevonden om met zekerheid vast te stellen dat het risico op terugkeer van de ziekte voor beide behandelingen hetzelfde is.
Tien jaar follow-up
Uit de resultaten van de tienjaars-follow-up, die Rutgers in San Antonio presenteerde, blijkt dat er nog steeds geen statistisch significant verschil is tussen beide behandelingen wat betreft de incidentie van terugkeer van de ziekte in de oksel (bij zeven vrouwen (van 744) na okselklierdissectie en bij elf vrouwen (van 681) na bestraling). Ook ten aanzien van de ziektevrije overleving was er geen statistisch significant verschil (HR 1,19; 95% BI 0,97-1,41; p=0,105), evenals ten aanzien van de afstandsmetastasenvrije overleving (HR 1,18; 95% BI 0,92-1,50; p=0,187). En ook wat betreft de totale overleving was er geen statistisch significant verschil tussen beide behandelingen (HR 1,17; 95% BI 0,89-1,51; p=0,258).
Het optreden van bijwerkingen (lymfoedeem, schouderfunctie) is - mede wegens kosten - niet langer dan vijf jaar gevolgd, wel is er een update met aanvullende informatie over die eerste vijf jaar. Hierbij was de incidentie van lymfoedeem één, drie en vijf jaar na de behandeling statistisch significant hoger bij okselklierdissectie dan bij bestraling: respectievelijk 39,9% versus 21,7%; 31,0% versus 17,9% en 29,4% versus 14,6%. Ten aanzien van de schouderfunctie waren er geen verschillen tussen beide behandelingen.
Op grond van deze uitkomsten concludeert Rutgers dat beide behandelingen leiden tot een uitstekende en vergelijkbare ziektecontrole, zowel lokaal als op afstand. Tevens blijkt uit de tienjaars-follow-up dat terugkeer van de ziekte in de oksel in de tien jaar na behandeling zeldzaam is.
Referenties
1. Rutgers EJ, et al. SABCS 2018; abstr GS4-01.
2. Donker M, et al. Lancet Oncol 2014;15:1303-10.
Dr. Marten Dooper, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2019 vol 10 nummer 1