Bij patiënten met vroeg-stadium NSCLC kan een nieuw model worden gebruikt om het risico op het ontstaan van afstandsmetastasen in te schatten. Het nomogram kan mogelijk behulpzaam zijn om in deze setting deelnemers te selecteren voor studies met adjuvante systemische therapie, aldus onderzoekers tijdens het IASLC 19th World Conference on Lung Cancer in Toronto, Canada.1
Bij patiënten met vroeg-stadium NSCLC die niet in aanmerking komen voor een operatie is stereotactische radiotherapie (SBRT) een standaardoptie. De behandeling gaat gepaard met een goede lokale controle maar voorkomt niet het ontstaan van afstandsmetastasen, stelde onderzoeker Aditya Juloori (Cleveland Clinic, Verenigde Staten), terwijl juist metastasen de belangrijkste oorzaak zijn van ziektegerelateerde mortaliteit. Juloori: “We weten dat een deel van de patiënten met vroeg-stadium N0-ziekte die wordt behandeld met een operatie, mogelijk een voordeel hebben van cytotoxische chemotherapie. Van oudsher kwamen patiënten behandeld met SBRT hier niet voor in aanmerking gezien hun comorbiditeit. Echter, met de opkomst van immunotherapie, wat waarschijnlijk beter verdragen wordt, is er mogelijk een groep patiënten die voordeel kan hebben van een adjuvante behandeling. Om de groep met vroeg-stadium NSCLC en een hoog risico op afstandsmetastasen te identificeren, hebben we een nomogram ontwikkeld.”
Voor het ontwikkelen van het model gebruikten Juloori en collega’s een cohort van 1.002 met SBRT behandelde, vroeg-stadium NSCLC-patiënten dat tussen 2003 en 2017 in hun ziekenhuis was behandeld. In deze groep was de mediane follow-up 18,3 maanden en de mediane overleving 1,7 jaar. Bij 16% traden afstandsmetastasen op en de mediane tijd tot het optreden hiervan was 0,86 jaar. In het cohort werd met behulp van een random-survival-forest-analyse het belang onderzocht van veertien variabelen in relatie tot het optreden van afstandsmetastasen. Het daaruit volgende nomogram werd vervolgens getest in een validatiecohort van 737 verglijkbare patiënten uit een ander ziekenhuis. Juloori vertelde dat twee factoren duidelijk de belangrijkste variabelen waren van het uiteindelijke nomogram; de tumorgrootte en de PET standardized uptake value(SUV). Verder maakte het nomogram gebruik van de histologie, de leeftijd van de patiënt, de Karnofsky performance score en de rookstatus. Aan de aanwezigheid van de verschillende variabelen worden punten toegekend, en het uiteindelijke puntenaantal geeft een schatting van het risico op afstandsmetastasen na één jaar. De Amerikaanse onderzoeker vertelde dat gebruik van het model het risico weergeeft in waarden van tussen de 10% en de 70%. De validatie met het externe cohort leverde een C-index op van 0,62.
Juloori concludeerde dat het nomogram gebruikt kan worden om het éénjaarsrisico op het ontstaan van afstandsmetastasen te voorspellen bij patiënten met vroeg-stadium NSCLC na een behandeling met SBRT. Het model zou volgens de onderzoekers een rol kunnen spelen bij de stratificatie van patiënten in toekomstige klinische studies met adjuvante systemische therapie in deze setting.
Referentie
1. Juloori A, et al. WCLC 2018; abstr MA01.03.
Drs. Twan van Venrooij, wetenschapsjournalist