De EORTC 55994-studie vergeleek bij vrouwen met stadium Ib2-IIb-cervixcarcinoom neoadjuvante chemotherapie gevolgd door chirurgie met chemoradiatie. De overleving na vijf jaar is identiek voor beide behandelingen, meldde prof. dr. Gemma Kenter (Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam) tijdens ASCO 2019 in Chicago, Verenigde Staten.1
De waarde van neoadjuvante chemotherapie gevolgd door radicale chirurgie als behandeling voor vrouwen met cervixcarcinoom stadium Ib2-IIb ten opzichte van chemoradiatie is tot op heden onduidelijk. In de internationale multicenterstudie EORTC 55994 werden daarom 626 vrouwen met cervixcarcinoom (stadium Ib2-IIb, 88% ECOG PS 0, 85% plaveiselcelcarcinoom) 1:1 gerandomiseerd naar cisplatinebevattende neoadjuvante chemotherapie gevolgd door radicale chirurgie of radiochemotherapie (cisplatine, 45-50 Gy). Voor de patiënten die neoadjuvante chemotherapie plus chirurgie ondergingen was adjuvante (chemo)radiatie aanbevolen in geval van positieve lymfeklieren, positieve parametria en/of positieve snijranden. Voor de patiënten in de chemoradiatiearm was adjuvante hysterectomie toegestaan in geval van histologisch bewezen resttumor.
Van de 314 patiënten in de neoadjuvante-chemo-arm ondergingen er uiteindelijk 240 (76%) chirurgie. Van hen had 23% een complete respons, 15% een optimale respons en 52% een suboptimale respons (bij 11% van de patiënten ontbraken de gegevens). Van de 312 patiënten in de chemoradiatiearm ondergingen er uiteindelijk 292 (96%) de volledige chemoradiatie.
Tijdens de (neoadjuvante) behandelperiode meldden meer patiënten in de neoadjuvante-chemotherapiearm bijwerkingen graad 3-4 dan in de chemoradiatiearm: 41% versus 23%. Tijdens de follow-up van de studie was dit omgekeerd: 15% versus 21%. Adjuvante behandeling vond plaats bij 27% van de patiënten in de neoadjuvante-chemo-arm en 8% van de patiënten in de chemoradiatiearm.
De vijfjaarsoverleving was niet verschillend tussen beide behandelgroepen (zowel berekend voor de ITT-populatie als voor de patiënten die de behandeling voltooiden): in de ITT-populatie bedroeg de vijfjaarsoverleving 71,7% in de neoadjuvante-chemo-arm versus 75,5% in de chemoradiatiearm. Bij e patiënten die de behandeling voltooiden bedroeg de vijfjaarsoverleving 77,8% in de neoadjuvante-chemo-arm versus 77,5% in de chemoradiatiearm. Een analyse van subgroepen liet een trend zien voor een (niet-significant) gunstiger effect van neoadjuvante chemotherapie plus chirurgie bij vrouwen met stadium Ib2-ziekte. Vrouwen ouder dan 50 jaar, met stadium IIb-ziekte, of een BMI <25 neigden naar een (niet-significant) gunstiger effect van chemoradiatie.
Referentie
1. Kenter G, et al. J Clin Oncol 2019;37(suppl): abstr 5503.
Dr. Marten Dooper, wetenschapsjournalist