Niet alle patiënten met mNSCLC hebben (evenveel) baat bij een behandeling met immuuntherapie (mono- of combinatietherapie). Subgroepanalyses van de MYSTIC-trial wijzen mogelijk de weg naar predictieve en prognostische factoren, aldus dr. Nayer Rizvi (New York, Verenigde Staten) tijdens IASLC 20th World Conference on Lung Cancer in Barcelona, Spanje.
De komst van immunotherapie (mono- of combinatietherapie) heeft de kansen op overleving voor (een deel van de) patiënten met gemetastaseerd niet-kleincellig longkanker (mNSCLC) de afgelopen jaren sterk verbeterd. Het is echter (nog) niet duidelijk welke patiënten het meeste baat zullen hebben bij een behandeling met chemotherapie en welke patiënten het meeste baat zullen hebben bij immuuntherapie (mono of combinatie).
In de fase 3-MYSTIC-trial werden 1.118 patiënten met mNSCLC 1:1:1 gerandomiseerd naar een behandeling met (platinumbevattende) chemotherapie, een behandeling met de PD-L1-remmer durvalumab en een behandeling met durvalumab plus de CTLA-4-remmer tremelimumab. Eind vorig jaar presenteerde Nayer Rizvi tijdens het ESMO Immuno-Oncology Congress de eerste uitkomsten van de studie.1
Een exploratieve analyse wees uit dat patiënten met een hoge tumor mutation burden (TMB) - bepaald aan de hand van circulerend tumor DNA - een betere mediane algehele overleving (mOS) hadden bij behandeling met immunotherapie (mono of combinatie) dan patiënten met een lage TMB (<20 mut/Mb). Voor de mOS bij behandeling met chemotherapie had TMB geen predictieve waarde.
Specifieke mutaties in de genen STK11 en KEAP1 zijn in eerder onderzoek geassocieerd met resistentie tegen PD-(L)1-gerichte monotherapie, terwijl mutaties in het gen ARID1A geassocieerd is met een grote gevoeligheid voor monotherapie een PD-(L)1-remmer. In een subgroepanalyse van de uitkomsten van de MYSTIC-trial keken Rizvi en collega’s daarom naar het verband tussen het dragerschap van mutaties in deze genen en de klinische uitkomst van de behandeling.2
Mutatiedata waren beschikbaar van 943 patiënten (gelijkelijk verdeeld over de drie behandelarmen). De analyse wees uit dat dragerschap van een mutatie in STK11 of KEAP1 geassocieerd is met (en mogelijk prognostisch is voor) een kortere mOS onafhankelijk van de behandeling. Dragerschap van een mutatie in ARID1A is geassocieerd met (en mogelijk predictief voor) een betere klinische uitkomst bij behandeling met durvalumab plus tremelimumab versus behandeling met chemotherapie (OS: HR 0,42; 95% BI 0,24-0,76; ORR: 51,3% versus 28,1%).
Rizvi benadrukte dat de uitkomsten van deze exploratieve analyses van de MYSTIC-trial gevalideerd moeten worden in toekomstige studies.
Referenties
1. Rizvi NA, et al. Ann Oncol 2018;29 (suppl 8): LBA 6.
2. Rizvi NA et al. IASLC WCLC 2019; abstr OA04.07.
Dr. Marten Dooper, wetenschapsjournalist