De langetermijnfollow-up van de CALGB 40502/NCCTG N063H-studie (Alliance) toont geen voordeel van ixabepilone plus bevacizumab als eerstelijnsbehandeling voor lokaal recidiverend of gemetastaseerd mammacarcinoom ten opzichte van standaard paclitaxel. Ook nab-paclitaxel was bij hormoongevoelige tumoren niet superieur aan paclitaxel.
Eerder gepubliceerde resultaten van de CALGB 40502-studie lieten zien dat bij patiënten met gevorderd mammacarcinoom in de eerste lijn zowel ixabepilone als nab-paclitaxel geen betere uitkomsten opleveren dan paclitaxel. De onderzoekers concludeerden dat ixabepilone en nab-paclitaxel geassocieerd waren met een verhoogde toxiciteit en mogelijk met een verminderde effectiviteit.
In San Antonio presenteerde dr. Hope Rugo (University of California, San Francisco, Verenigde Staten) de langetermijnresultaten van de studie, met een mediane follow-up van vijf jaar.1
Voor de studie werden 799 patiënten met gevorderd mammacarcinoom behandeld met drie behandelingen; wekelijks paclitaxel, wekelijks nab-paclitaxel (3 weken on, 1 week off) of ixabepilone. Daarbij werd de meerderheid van de patiënten behandeld met bevacizumab, destijds standaard in de Verenigde Staten, maar dat werd optioneel na een modificatie van het onderzoeksprotocol in 2011. Verder konden patiënten waarbij na zes cycli chemotherapie sprake was van stabiele of responsieve ziekte, stoppen met de chemotherapie en continueren met bevacizumabmonotherapie. Uiteindelijk werd 98% van de deelnemers behandeld met bevacizumab. Verder werden na interimanalyses in 2011 achtereenvolgens de ixabepilone- en de paclitaxel- en nab-paclitaxelarmen gesloten voor inclusie.
De langetermijnresultaten na vier jaar extra follow-up tonen een vergelijkbare mediane progressievrije overleving als in de primaire analyse, toonde Hope Rugo, met 10,8, 9,2 en 7,4 maanden voor respectievelijk paclitaxel, nab-paclitaxel en ixabepilone (HR ten opzichte van paclitaxel respectievelijk 1,13 en 1,44). De mediane overleving was 27,1, 24,2 en 23,6 maanden. Verder bleek dat meer patiënten stopten met de behandeling wegens bijwerkingen in de experimentele groepen, respectievelijk 14%, 27% en 23%.
Wel werd een aanwijzing gevonden dat patiënten met triplenegatief mammacarcinoom (TNBC) mogelijk wel voordeel ervaren van nab-paclitaxel. In deze subgroep was zowel de progressievrije overleving (6,4 versus 7,4 maanden; HR 0,79; p=0,0018) als de totale overleving (15,3 versus 21 maanden; HR 0,74; p=0,0073) numeriek beter ten opzichte van paclitaxel, maar de studie had onvoldoende statistische power om significante verschillen in deze groep aan te kunnen tonen. Omdat het hier gaat om een exploratieve subgroepanalyse, concludeerde Rugo dat meer onderzoek nodig is om na te gaan of patiënten met dit subtype inderdaad voordeel hebben bij behandeling met nab-paclitaxel.
Referentie
1. Rugo HS, et al. SABCS 2017: abstract GS3-06.
Drs. Twan van Venrooij, wetenschapsjournalist