De systemische behandeling van gevorderd/gemetastaseerd maagcarcinoom bestaat tot nu toe uit enkele vormen van chemotherapie. Tijdens ASCO 2019 in Chicago, Verenigde Staten, presenteerde dr. Joseph Tabernero (Barcelona, Spanje) de uitkomsten van de KEYNOTE-062-studie. Deze laten zien dat een behandeling met de checkpointremmer pembrolizumab non-inferieur is aan een behandeling met chemotherapie.1
In de huidige richtlijnen bestaat de systemische behandeling bij patiënten met gevorderd/gemetastaseerd maagcarcinoom (inclusief tumoren in de overgang tussen maag en slokdarm) uit chemotherapie: een eerstelijnsbehandeling met een platinumbevattend preparaat plus 5-FU/capecitabine; in de tweede lijn docetaxel, paclitaxel, irinotecan, ramucirumab en (in geval van een HER2-positieve tumor) trastuzumab.
In eerdere fase 2-studies naar de tweedelijnsbehandeling is reeds aangetoond dat pembrolizumab een respons geeft bij patiënten met gevorderd/gemetastaseerd maagcarcinoom bij wie de tumor PD-L1-expressie vertoont (CPS ≥1).2,3 De fase 3-KEYNOTE-062-studie vergeleek op gerandomiseerde wijze de effectiviteit van een eerstelijnsbehandeling met pembrolizumab, chemotherapie en pembrolizumab plus chemotherapie bij patiënten met gevorderd/gemetastaseerd maagcarcinoom met PD-L1-expressie (CPS ≥1). Hiertoe werden 763 patiënten (58% uit Noord-Amerika, Europa of Australië, 25% uit Azië en 17% uit andere regio’s) gerandomiseerd naar een behandeling met pembrolizumab (200 mg), pembrolizumab plus chemotherapie (platinum plus 5-FU/capecitabine) of chemotherapie alleen.
In de totale patiëntengroep was de algehele overleving (OS) bij behandeling met pembrolizumab non-inferieur aan de behandeling met chemotherapie alleen (HR 0,91). Na twee jaar follow-up was in de pembrolizumabgroep nog 27% van de patiënten in leven, tegenover 19% in de chemotherapiegroep. Bij de patiënten met een hogere PD-L1-expressie (CPS ≥10) was de OS bij behandeling met pembrolizumab superieur aan de behandeling met chemotherapie (HR 0,69). Na twee jaar follow-up was in de pembrolizumabgroep met hoge PD-L1-expressie nog 39% van de patiënten in leven, tegenover 22% in de chemotherapiegroep. In deze groep bedroeg de mediane OS in de pembrolizumabgroep 17,4 maanden versus 10,8 maanden in de chemotherapiegroep. De overleving in de patiëntengroep die behandeld werd met pembrolizumab plus chemotherapie was - voor zowel patiënten met CPS ≥1 als patiënten met CPS ≥10 - vergelijkbaar met de overleving van de patiënten die behandeld werden met chemotherapie alleen.
Patiënten die behandeld werden met pembrolizumab vertoonden aanzienlijk minder vaak bijwerkingen graad 3-5: 16,9% bij behandeling met pembrolizumab versus 69,3% bij behandeling met chemotherapie. Ook leidde behandeling met pembrolizumab minder vaak tot stoppen met de behandeling wegens toxiciteit dan behandeling met chemotherapie: 3,9% versus 18,0%.
Op basis van deze uitkomsten concluderen de onderzoekers dat een behandeling met pembrolizumab voor patiënten met gevorderd/gemetastaseerd maagcarcinoom non-inferieur is aan een behandeling met chemotherapie. Bij patiënten met CPS ≥10 leidt behandeling met pembrolizumab tot een klinisch betekenisvolle verbetering van de algehele overleving. Daarnaast is de behandeling met pembrolizumab minder toxisch dan de chemotherapie.
Referenties
1. Tabernero J, et al. J Clin Oncol 2019;37(suppl): abstr LBA4007.
2. Fuchs SC, et al. JAMA Oncol 2018;4:e180013.
3. Shitara K, et al. Lancet 2018;392:123-33.
Dr. Marten Dooper, wetenschapsjournalist