De tumor mutational burden, een maat voor de hoeveelheid mutaties in een tumorcel, is op theoretische gronden geassocieerd met de effectiviteit van immunotherapie. In de KEYNOTE-021-studie blijkt deze parameter geen voorspellende waarde te hebben voor de klinische effectiviteit van de behandeling. Dr. Corey Langer (Philadelphia, Verenigde Staten) presenteerde deze resultaten tijdens IASLC 20th World Conference on Lung Cancer in Barcelona, Spanje.
De KEYNOTE-021 studie onderzoekt bij patiënten met gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) de effectiviteit en veiligheid van een eerstelijnsbehandeling met de PD-1-remmer pembrolizumab alleen of in combinatie met diverse andere vormen van systemische therapie (chemotherapie, targeted therapy, andere vormen van immunotherapie). Recent is reeds gebleken dat de combinatie van pembrolizumab plus chemotherapie bestaand uit pemetrexed en carboplatine veilig is en tot een verbetering leidt van het totale responspercentage (ORR) en de progressievrije overleving (PFS) in vergelijking met een behandeling met pemetrexed plus carboplatin.1
Op theoretische gronden heeft de tumor mutational burden (TMB) van de tumorcellen, het aantal mutaties per megabase, mogelijk predictieve waarde voor de effectiviteit van immunotherapie bij een patiënt. Een hogere TMB leidt tot een sterkere aanmaakt van lichaamsvreemde eiwitten en daardoor - in theorie - tot een sterkere immuunrespons tegen de tumor. Studies naar de predictieve waarde van TMB voor het klinische resultaat van immunotherapie leveren tot nu toe uiteenlopende resultaten op. Gebruikmakend van de gegevens uit KEYNOTE-021 (cohort C en cohort G) onderzochten Corey Langer en collega’s de relatie tussen TMB en de effectiviteit van de behandeling met pembrolizumab plus chemotherapie (pemetrexed plus carboplatin) en tussen TMB en de effectiviteit van een behandeling met chemotherapie alleen.2
Cohort C en cohort G omvatten in totaal 147 patiënten. Van 70 patiënten (twaalf in cohort C en 58 in cohort G) was het mogelijk gegevens te verzamelen over de TMB. Deze 70 patiënten waren representatief voor het totaal aantal patiënten in deze cohorten wat betreft uitgangswaarden en ORR. TMB bij deze patiënten bleek op geen enkele manier predictief voor de effectiviteit van de behandeling (ORR, PFS, OS); niet als de behandeling bestond uit chemotherapie en evenmin als de behandeling bestond uit pembrolizumab plus chemotherapie. Ook vonden Langer en collega’s geen correlatie tussen TMB en PD-L1 in de tumor.
De onderzoekers benadrukken dat de omvang van de onderzochte populatie relatief klein is en dat aanvullend onderzoek nodig is om meer definitieve uitspraken te kunnen doen over de relatie tussen TMB en de effectiviteit van de behandeling van gevorderd NSCLC met pembrolizumab plus pemetrexed plus carboplatine of met pemetrexed plus carbopatine.
Referenties
1. Borghaei H, et al. J Thorac Oncol 2019;14:124-9.
2. Lager C, et al. IASLC WCLC 2019; abstr OA04.05.
Dr. Marten Dooper, wetenschapsjournalist