Chemotherapie met ABVD is een effectieve maar ook vrij toxische behandeling bij niet eerder behandelde patiënten met gevorderd hodgkinlymfoom. De resultaten van de gerandomiseerde fase 3-ECHELON-1-studie laten nu zien dat bij dezelfde patiëntenpopulatie brentuximab vedotine plus AVD vergeleken met ABVD geassocieerd is met een significant verbeterde gemodificeerde progressievrije overleving. Daarnaast is de toxiciteit van brentuximab vedotine plus AVD goed hanteerbaar, onder andere door profylaxe met G-CSF.
De standaard eerstelijnsbehandelingen bij patiënten met gevorderd hodkinlymfoom (HL) is chemotherapie, met name het ABVD- of (escalated)BEACOPP-regime. Ondanks een goede en duurzame respons op deze chemotherapieën krijgt 20-30% van de patiënten te maken met refractaire of recidiverende (RR) ziekte. Bovendien zijn beide regimes geassocieerd met aanzienlijke bijwerkingen, zoals myelosuppressie en pulmonaire toxiciteit.
Brentuximab vedotine is een antilichaam-cytostaticumconjugaat gericht tegen CD30 dat met name tot expressie komt op de maligne Reed-Sternbergcellen van HL, het anaplastisch grootcellig lymfoom en geactiveerde T- en B-cellen. Momenteel is brentuximab vedotine geregistreerd voor de behandeling van CD30-positief RR-HL bij volwassenen na autologe stamceltransplantatie (ASCT) of na ten minste twee eerdere behandelingen, wanneer ASCT of combinatiechemotherapie geen optie is. Daarnaast wordt de remmer gebruikt voor de behandeling van CD30-positief HL bij volwassenen met een verhoogd risico op een recidief of progressie na ASCT. Verder liet een fase 1-studie zien dat brentuximab vedotin in combinatie met AVD als eerstelijnsbehandeling bij gevorderde HL-patiënten goed verdragen wordt en geassocieerd is met een compleetresponspercentage van 96% en een vijfjaars algemene overleving van 100%.1,2
Brentuximab vedotine verbetert PFS
Recentelijk vergeleek de internationale fase 3-ECHELON-1-studie de werkzaamheid en toxiciteit van brentuximab vedotine plus AVD met die van ABVD bij niet eerder behandelde patiënten met stadium III/IV HL. “Na een mediane follow-up van 24,9 maanden bleek brentuximab vedotine plus AVD vergeleken met ABVD geassocieerd met een significant verbeterde gemodificeerde progressievrije overleving (PFS), gedefinieerd als de tijd tot progressie, overlijden of onvolledige respons na chemotherapie.3,4 De gemodificeerde PFS na twee jaar was 82,1% in de brentuximab-vedotinearm (n=664) en 77,2% in de controlearm (n=670; HR 0,77; 95% BI 0,60-0,98; p=0,035). Daarnaast werd 55% van de patiënten in de brentuximab-vedotinearm versus 69% van de patiënten in de controlearm behandeld met secundaire chemotherapie. Dit was respectievelijk 30% en 38% voor hoge-dosischemotherapie plus ASCT”, aldus prof. dr. Joseph Connors (Vancouver, Canada) tijdens de ASH 2017.
Analyse van de toxiciteit liet zien dat neutropenie en febriele neutropenie voorkwamen bij respectievelijk 73% en 21% van de patiënten behandeld met brentuximab vedotine plus AVD en 57% en 8% van de patiënten behandeld met ABVD. Na de introductie van G-CSF-profylaxe daalden deze percentages naar respectievelijk 35% en 11% in de brentuximab-vedotinearm en 21% en 7% in de controlearm. Connors: “De incidentie van behandelingsgerelateerde perifere neuropathie van elke graad was 67% in de brentuximab-vedotinearm en 43% in de controlearm. Na verloop van tijd en door dosisreducties verdween de perifere neuropathie echter bij de meeste patiënten. Verder was het percentage patiënten met interstitiële longziekte van elke graad hoger in de controlearm dan in de brentuximab-vedotinearm: 7% versus 2%.”
Referenties
1. Younes A, et al. Lancet Oncol 2013;14:1348-56.
2. Connors JM, et al. Blood 2017;130:1375-7.
3. Connors JM, et al. ASH 2017: abstract 6.
4. Connors JM, et al. N Engl J Med 10 december 2017 [Epub ahead of print]
Dr. Robbert van der Voort, medical writer