De meeste patiënten met lokaal gevorderde longkanker hebben na aanvankelijk succesvolle chemoradiotherapie weer progressieve ziekte. De interimanalyse van de gerandomiseerde fase 3-PACIFIC-studie laat nu zien dat na chemoradiotherapie durvalumab vergeleken met placebo is geassocieerd met een significant verbeterde progressievrije overleving bij patiënten met inoperabel stadium III niet-kleincellig longcarcinoom. Bovendien heeft durvalumab in deze setting een hanteerbaar toxiciteitsprofiel.
Op het moment van diagnose heeft ongeveer een derde van de NSCLC-patiënten stadium III, lokaal gevorderde longkanker. “Indien deze patiënten weliswaar voldoende fit zijn maar een inoperabele tumor hebben is chemoradiotherapie de standaardbehandeling. Omdat deze behandeling is geassocieerd met een vijfjaarsoverleving van slechts 15% is er dringend behoefte aan effectievere therapieën”, aldus onderzoeker prof. dr. Luis Paz-Ares (Madrid, Spanje) tijdens ESMO 2017.
De gerandomiseerde fase 3-PACIFIC-studie vergeleek de werkzaamheid en toxiciteit van PD-L1-remmer durvalumab met die van placebo bij patiënten met inoperabel stadium III-NSCLC die geen ziekteprogressie hadden na platinumhoudende chemoradiotherapie. De twee primaire uitkomstmaten waren de progressievrije en algemene overleving (PFS en OS). Secundaire uitkomstmaten waren onder andere het algemene responspercentage (ORR), de responsduur (DoR) en de toxiciteit.
Verbeterde PFS
Van de 713 gerandomiseerde patiënten werden uiteindelijk 473 patiënten met durvalumab behandeld en 236 met placebo.1,2 Uit de effectiviteitsanalyse bleek dat durvalumab vergeleken met placebo geassocieerd was met een significant verbeterde PFS. De mediane PFS was 16,8 maanden in de durvalumabarm en 5,6 maanden in de placeboarm (HR 0,52; 95% BI 0,42-0,56; p<0,0001). Verder was de ORR na durvalumab of placebo 28,4% versus 16,0%. Na deze behandelingen was het complete responspercentage 1,4% versus 0,5%. In de durvalumabarm werd de mediane DoR niet bereikt en was deze 13,8 maanden in de placeboarm. De studie was nog niet voldoende matuur om het effect van durvalumab op de OS te bepalen.
“Het percentage behandelingsgerelateerde bijwerkingen van elke graad was 68% in de durvalumabarm en 53% in de placeboarm. Deze percentages waren respectievelijk 30% versus 26% voor graad 3- of 4-bijwerkingen (alle oorzaken). Immuungemedieerde bijwerkingen van elke graad werden geconstateerd bij 24% en 8% van de patiënten behandeld met respectievelijk durvalumab of placebo. Dit toxiciteitsprofiel komt overeen met dat van andere immuuncheckpointremmers en van durvalumabmonotherapie bij verder gevorderde ziekte”, besloot Paz-Ares.
Referenties
1. Paz-Ares L, et al. ESMO 2017; abstr LBA1.
2. Antonia SJ, et al. N Engl J Med 2017 Sep 8 [Epub ahead of print]
Dr. Robbert van der Voort, medical writer