Uit de wereldwijde PACIFIC-studie blijkt dat 12 maanden durvalumab na gecombineerde chemo- en radiotherapie bij patiënten met stadium 3-NSCLC een langere progressievrije overleving geeft dan een placebo. Dr. Rina Hui (Sydney, Australië) liet zien dat durvalumab op basis van door de patiënt gemelde uitkomsten geen nadelige effecten had op de kwaliteit van leven van deze patiënten.
Durvalumab is een monoclonaal antilichaam dat selectief de binding van zowel immuuncheckpoint PD-L1 als CD80 blokkeert, waardoor T-cellen in staat zijn tumorcellen te herkennen en te doden. In de gerandomiseerde, dubbelblinde PACIFIC fase 3-studie werden 713 patiënten met inoperabel, lokaal gevorderd NSCLC die eerder waren behandeld met ten minste 2 cycli van een combinatie van op platinumgebaseerde chemo- en radiotherapie en die geen ziekteprogressie vertoonden 2:1 gerandomiseerd tussen een tweewekelijks infuus met 10 mg/kg durvalumab of een placebo voor maximaal 12 maanden. Een recente interimanalyse liet zien dat met een mediane follow-up van 14,5 maanden de mediane progressievrije overleving (PFS) na durvalumab 16,8 maanden is (95% BI 13,0-18,1) en na placebo 5,6 maanden (95% BI 4,6-7,8) is.1
Hui liet tijdens de WCLC de resultaten zien van de evaluaties van symptomen, functie en algehele gezondheidsstatus (GHS) en kwaliteit van leven (QoL).2 Dat laatste werd vastgesteld met de EORTC QLQ-C30 (versie 3)-vragenlijst (aangevuld met de longkankermodule LC13): patiënten vulden dit in bij aanvang, na 4 en 8 weken en verder ieder 8 weken tot week 48 en vervolgens om de 12 weken tot ziekteprogressie. Bij patiënten die de behandeling moesten staken vanwege ziekteprogressie werd 20 dagen na de laatste dosis een laatste evaluatie uitgevoerd.
Symptomen werden geanalyseerd met een mixed model for repeated measures (MMRM). Tijd tot achteruitgang (TTD) en kans op verbetering werden geanalyseerd (achteruitgang en verbetering waren gedefinieerd als verandering in de score bij aanvang va n tenminste 10 punten, naar beneden of boven).
Het naleven van het invullen van de vragenlijsten was voor beide studiearmen uitstekend (tot week 48 ruim 80%). MMRM-analyse leverde geen significante verschillen op tussen de armen voor wat betreft de vooraf geselecteerde symptomen dyspneu, hoesten, pijn op de borst, moeheid, en eetlustverlies, en ook niet voor GHS, QoL en fysiek functioneren. Klinisch relevante verbeteringen werden in beide armen gezien voor dysfagie en alopecia. Geen verschillen werden gezien in mediane TTD, behalve voor ‘andere pijn’ (9,2 maanden bij durvalumab versus 5,6 voor placebo; HR 0,72; 95% BI 0,58-0,89). Wat betreft de mate van verbetering werd alleen een verschil gezien voor eetlustverlies (26% verbetering met durvalumab en 24,9% met placebo; OR 1,72; 95% BI 1,04-2,85).
Behandeling met durvalumab leidt dus niet tot een verslechtering van symptomen, functie of gezondheidsgerelateerde QoL. De klinisch relevante verbetering in alopecia en dysfagie waren uiteraard het gevolg van het staken van de eerdere chemoradiatie.
Referenties
1. Antonia SJ, et al. New Eng J Med September 8, 2017DOI: 10.1056/NEJMoa1709937.
2. Hui R, et al. IASLC WCLC 2017: abstr PL 0.2.02.
Dr. Jan Hein van Dierendonck, wetenschapsjournalist