Patiënten met een IDH1-gemuteerd cholangiocarcinoom hebben een langere progressievrije en algehele overleving indien zij behandeld worden met ivosidenib, een middel dat specifiek aangrijpt op het gemuteerde IDH-eiwit. Dit blijkt uit de uitkomsten van de ClarIDHy-studie, die dr. Ghassan Abou-Alfa (New York, Verenigde Staten) presenteerde tijdens het ESMO 2019 congres in Barcelona, Spanje.1
Cholangiocarcinoom is een vorm van kanker met een ongunstige prognose: drie jaar na diagnose is minder dan 20% van de patiënten nog in leven. Enige jaren geleden is ontdekt dat een deel van de cholangiocarcinomen een mutatie draagt in het IDH1-gen. Dit codeert voor het enzym isocitraatdehydrogenase (IDH). Als gevolg van de mutatie in het enzym ontstaat er in de cel meer 2-hydroxyglutaraat (2HG), een molecuul met carcinogene eigenschappen. Ivosidenib grijpt specifiek aan op de gemuteerde vorm van IDH. Dat leidt tot een gebrek aan 2HG, wat de groei van de tumorcellen afremt.
De ClarIDHy-studie is een gerandomiseerde fase 3-studie waarin 185 patiënten met IDH1-gemuteerd, gevorderd/gemetastaseerd cholangiocarcinoom 2:1 zijn gerandomiseerd naar een tweedelijns- (of laterelijns-) behandeling met ivosidenib (500 mg/dag) of placebo.
De primaire uitkomstmaat van de studie was de mediane progressievrije overleving (mPFS). Deze bedroeg voor de patiënten die waren behandeld met ivosidenib 2,7 maanden tegenover 1,4 maanden met placebo (HR 0,37; p<0,001). “Daarbij is het goed om te beseffen dat bij de meeste patiënten na ongeveer zes weken voor het eerst een scan is gemaakt om de radiologische progressie te beoordelen. Op dat moment was er al bij meer dan de helft van de patiënten in de placeboarm sprake van progressie”, lichtte Ghassan Abou-Alfa het verschil in mPFS tussen de groepen toe. “Als de patiënten in de controlegroep op een eerder tijdstip hun eerste scan gehad zouden hebben, was het verschil in mPFS tussen beide behandelarmen mogelijk nog groter geweest.” Acht maanden na de start van de studie was van de patiënten die behandeld werden met ivosidenib 32% nog progressievrij, na 12 maanden nog 22%. Van de patiënten in de placeboarm was acht maanden na start van de behandeling niemand zonder progressie.
Ook ten aanzien van de secundaire uitkomstmaat van de studie, de mediane algehele overleving (OS), was er een voordeel voor de patiënten die behandeld werden met ivosidenib: 10,8 maanden versus 9,7 maanden (HR 0,69; p=0,06). Abou-Alfa: “De patiënten die progressie vertoonden op behandeling met placebo mochten overstappen naar een behandeling met ivosidenib. Desondanks zien we toch een verschil in OS in een intention-to-treat-analyse. Als we met behulp van een RPFST-analyse een schatting maken van de mediane OS zonder cross-over, zou deze voor de patiënten in de placebogroep zes maanden bedragen.”
Op basis van de uitkomsten van de ClarIDHy-studie concludeert Abou-Alfa dat ivosidenib een nieuwe behandeling moet zijn voor patiënten met IDH1-gemuteerd, gevorderd/gemetastaseerd cholangiocarcinoom. “Daarnaast laat deze studie zien dat genetische analyse van de tumor in de toekomst mede de basis gaat vormen voor de therapiekeuze.”
Referentie
1. Abou-Alfa GK, et al. Ann Oncol 2019;30 (suppl_5):v851-934.
Dr. Marten Dooper, wetenschapsjournalist