Salvage-behandeling met carfilzomib, pomalidomide en dexamethason leidde tot een totaal responspercentage van 92% bij patiënten met multipel myeloom die progressie vertoonden na de standaard eerstelijnsbehandeling. Dat blijkt uit de eerste interimanalyse van de fase 2-studie EMN011/HOVON 114 die prof. dr. Pieter Sonneveld (Erasmus MC Kanker Instituut, Rotterdam) presenteerde tijdens de 60eASH Annual Conference in San Diego (Verenigde Staten).
Patiënten met multipel myeloom (MM) die refractair zijn of progressie vertonen tijdens of na de standaard eerstelijnsbehandeling met bortezomib en lenalidomide hebben een slechte prognose. Welke behandeling in de tweede lijn het beste gegeven kan worden, is nog niet duidelijk. De EMN011/HOVON114-studie evalueerde salvage-behandeling met een tweede-generatieproteasoomremmer en -IMiD, carfilzomib en pomalidomide, gecombineerd met dexamethason (KPd).1
In de eerdere EMN02/HOVON 95-studie werden 1.508 nieuw-gediagnosticeerde MM-patiënten uitgebreid behandeld met bortezomib en lenalidomide, en werd gerandomiseerd tussen wel of geen hoge dosis therapie met autologe stamceltransplantatie, gevolgd door wel of geen consolidatie, waarna onderhoudstherapie met lenalidomide tot aan progressie.2,3Patiënten die refractair waren of progressie vertoonden in de EMN02-studie konden geïncludeerd worden in de EMN011-studie. Zij kregen in totaal acht cycli salvage-behandeling met KPd gevolgd door randomisatie tussen onderhoudstherapie met alleen pomalidomide of met pomalidomide plus dexamethason, tot aan progressie. Patiënten die in de EMN02-studie geen stamceltransplantatie hadden ondergaan konden die alsnog krijgen na vier cycli KPd.
De primaire uitkomstmaten waren de respons na acht cycli KPd, het totale responspercentage, en de progressievrije overleving (PFS). Pieter Sonneveld presenteerde de resultaten van een geplande interimanalyse van de eerste zestig patiënten bij een mediane follow-up van achttien maanden. In deze analyse zijn beide randomisatiegroepen gecombineerd.
Goed getolereerd en bruikbaar schema
“De combinatie werd goed verdragen. Er was geen uitval vanwege bijwerkingen, en we hebben bijna alle patiënten acht cycli kunnen geven”, aldus Sonneveld. Na acht cycli KPd vertoonde 31% van de patiënten een complete respons, 65% een zeer goede respons of beter, en 87% een partiële respons of beter. In totaal bereikte 42% van de patiënten een complete respons, had 76% een zeer goede respons of beter, en vertoonde 92% een partiële respons of beter. Daarbij was de mediane tijd tot respons twee maanden.
De mediane PFS was achttien maanden in de gehele groep. Patiënten met een standaard cytogenetisch risico hadden een significant betere PFS dan patiënten met een hoog cytogenetisch risico (HR 0,27; p=0,02). De PFS was ook beter bij patiënten die in EMN02-studie geen stamceltransplantatie kregen dan bij patiënten die dit wel hadden gekregen, al was dit verschil niet significant (HR 0,49; p=0,10). De mediane algehele overleving was na 24 maanden nog niet bereikt. Bij patiënten die in de EMN02-studie een complete respons bereikten lijkt de algehele overleving tot nu toe het beste te zijn.
Bijwerkingen van graad 3-4 kwamen voor bij 30% van de patiënten, en waren vooral hematologisch van aard. Vijf patiënten zijn overleden, waarvan één door een myocardinfarct, twee door pneumonie en twee door ziekteprogressie.
Sonneveld: “Dit is een heel goed getolereerd en bruikbaar schema in deze situatie. Voor patiënten die progressie vertonen na de standaard eerstelijnsbehandeling is dit een goed alternatief, naast andere mogelijkheden. Dit is een goed behandelregime dat we breed in de dagelijkse praktijk kunnen toepassen.”
Referenties
1. Sonneveld P, et al. ASH 2018; abstr 801.
2. Cavo M, et al. ASH 2017; abstr 397.
3. Sonneveld P, et al. EHA 2018; abstr 108.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2019 vol 10 nummer 1