Bij patiënten met gemetastaseerd, castratieresistent prostaatcarcinoom die progressie vertoonden na eerdere behandeling met docetaxel en abirateron of enzalutamide resulteerde behandeling met cabazitaxel in een significante en klinisch relevante verbetering van de radiologische progressievrije overleving en de algehele overleving ten opzichte van behandeling met respectievelijk enzalutamide of abirateron. Dat bleek uit de resultaten van de CARD-studie, die prof. dr. Ronald de Wit (Erasmus MC, Rotterdam) presenteerde tijdens het ESMO 2019 congres in Barcelona, Spanje.1 Deze resultaten zijn tegelijkertijd gepubliceerd in The New England Journal of Medicine.2
Patiënten met gemetastaseerd, castratieresistent prostaatcarcinoom (mCRPC) kunnen baat hebben bij behandeling met taxanen (docetaxel en cabazitaxel) of middelen gericht tegen de androgeensignaaltransductieroute (ARTA; abirateron en enzalutamide). Er zijn sterke aanwijzingen dat ARTA's na elkaar niet of weinig effectief zijn. Desondanks wordt deze cross-over wereldwijd vaak toegepast en krijgen patiënten cabazitaxel niet of heel laat. Cabazitaxel lijkt daarentegen zijn activiteit te behouden bij patiënten die progressie vertonen na behandeling met docetaxel, abirateron of enzalutamide.3,4
In de CARD-studie vergeleken Ronald De Wit en collega’s behandeling met cabazitaxel versus abirateron of enzalutamide bij 255 mannen met mCRPC die eerder behandeld waren met drie of meer cycli docetaxel en binnen twaalf maanden progressie vertoonden op het alternatieve ARTA. Na 1:1 randomisatie kreeg de ene groep cabazitaxel (25 mg/m2) + prednison + primaire profylaxe met G-CSF (CBZ). In de andere groep kregen patiënten die eerder behandeld waren met enzalutamide nu abirateron + prednison (ABI), en degenen die eerder behandeld waren met abirateron kregen nu enzalutamide + prednison (ENZ). De mediane leeftijd was 70 jaar, ongeveer een derde van de patiënten was 75 jaar of ouder. De mediane behandelduur was 22,0 weken met CBZ versus 12,5 weken met ABI/ENZ. In de CBZ-arm stopten meer patiënten met de behandeling vanwege bijwerkingen (19,8% versus 8,9%, deels vanwege langere blootstelling), maar minder vanwege ziekteprogressie (43,7% versus 71,0%).
Behandeling met CBZ verdubbelde de radiologische progressievrije overleving (rPFS), de primaire uitkomstmaat van de studie. De mediane rPFS was 8,0 maanden met CBZ versus 3,7 maanden met ABI/ENZ (HR 0,54; p<0,0001). Alle vooraf gedefinieerde subgroepen profiteerden in vergelijkbare mate. Daarbij zagen de onderzoekers onder andere geen verschil tussen patiënten met vroege (≤6 maanden) of late (>6-12 maanden) progressie na behandeling met een ARTA, of tussen patiënten die de behandeling met een ARTA kregen voor of na docetaxel. De mediane algehele overleving (OS) was 13,6 maanden met CBZ en 11,0 maanden met ABI/ENZ (HR 0,64; p=0,0078). Ook de mediane PFS, PSA-, tumor- en pijnresponsen waren significant beter. De mediane tijd tot een symptomatisch skeletal event werd niet bereikt in de CBZ-groep en was 16,7 maanden in de ABI/ENZ-groep (HR 0,59; p=0,05).
De onderzoekers zagen ook dat de volgorde van twee ARTA’s niet uitmaakte: de rPFS bleef superieur met CBZ, ook ten opzichte van behandeling met enzalutamide bij patiënten die eerst abirateron hadden gekregen (HR 0,57). Opmerkelijk was dat het OS-voordeel aantoonbaar was ondanks het feit dat 33% van de patiënten in de ABI/ENZ-groep alsnog cabazitaxel kreeg. In deze groep kreeg 22% palliatieve radiotherapie als volgende behandeling. “Sommige van deze patiënten zijn mogelijk te zwak geworden om cabazitaxel te krijgen. Deze getallen geven aan dat je de window of opportunity niet moet verliezen, en het juiste middel moet kiezen op het juiste moment”, aldus De Wit. Het aantal bijwerkingen was vergelijkbaar in beide groepen (alle graden: 98,4% versus 94,4%; graad 3 of hoger: 56,3% versus 52,4%, voor respectievelijk CBZ versus ABI/ENZ). Door toevoeging van G-CSF aan cabazitaxel kwam febriele neutropenie niet vaak voor (3,2%), en de behandeling werd goed verdragen.
“Deze resultaten ondersteunen de keuze voor cabazitaxel boven abirateron of enzalutamide in deze setting, en zullen de huidige praktijk van cross-over zeker veranderen”, besloot De Wit.
Referenties
1. De Wit R, et al. Ann Oncol 2019;30 (suppl_5):v851-934.
2. De Wit R, et al. N Engl J Med 2019 Sep 30. doi: 10.1056/NEJMoa1911206. [Epub ahead of print].
3. De Bono JS, et al. Lancet 2010;376:1147-54.
4. Van Soest RJ, et al. Eur J Cancer 2015;51:2562-9.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist