Blinatumomab is een bispecifiek antilichaam met aanzienlijke antileukemische activiteit. Uit een eerdere analyse van de fase 2-BLAST-studie bleek blinatumomab bij eerder behandelde patiënten met precursor-B-cel acute lymfatische leukemie en minimale restziekte geassocieerd te zijn met een hoog responspercentage en hanteerbaar toxiciteitsprofiel. Nicola Gökbuget (Frankfurt, Duitsland) liet tijdens de 60eASH Annual Conference in San Diego (Verenigde Staten) zien dat blinatumomab na een minimale follow-up van drie jaar bij een groot deel van de patiënten ook geassocieerd is met langdurige overleving.1
Na intensieve chemotherapie wordt bij ongeveer 30% van de patiënten met precursor B-cel acute lymfatische leukemie (BCP-ALL) in hematologische complete remissie (CR) minimale restziekte (MRD), de belangrijkste voorspeller van relaps, vastgesteld.2 Er is dus behoefte aan efficiëntere behandelingen voor deze patiëntengroep.
Blinatumomab is een bispecifiek antilichaam dat de doding van CD19-positieve cellen door T-cellen bevordert. De resultaten van de eenarmige fase 2-BLAST-studie lieten recentelijk zien dat bij 113 volwassen BCP-ALL-patiënten met MRD na intensieve chemotherapie, behandeling met blinatumomab geassocieerd was met een complete MRD-responspercentage van 78%.3 Verder was de mediane algehele overleving (OS) 36,5 maanden na een minimale follow-up van achttien maanden, en hoorden neurologische aandoeningen (13%) en cytokine release syndrome (2%) bij de voornaamste graad 3-tot 4-bijwerkingen. De huidige analyse onderzocht de uitkomst van blinatumomab na een follow-up van minimaal drie jaar.
“Na een mediane follow-up van 53 maanden bleek blinatumomab geassocieerd met een mediane OS van 36,5 maanden bij deze groep BCP-ALL-patiënten met MRD (n=110).1 Hierbij bereikte de Kaplan-Meier-curve een plateau na ongeveer vier jaar. Verder was de mediane OS 41,2 maanden bij patiënten in eerste CR (CR1; n=75) en 23,1 maanden bij patiënten in tweede of latere CR (CR2+; n=35). Daarnaast was de mediane OS significant beter bij patiënten met een complete MRD-respons (n=85) dan bij patiënten met blijvende MRD (n=22): niet bereikt versus 12,5 maanden (p=0,002)”, aldus Gökbuget. Een vergelijkbaar verschil werd gevonden bij patiënten in CR1 (p=0,006), maar niet bij patiënten in CR2+ (p=0,17). “Deze resultaten bevestigen de meerwaarde van blinatumomab voor de langdurige overleving van volwassen BCP-ALL-patiënten met MRD”, besluit Gökbuget.
Referenties
1. Gökbuget N, et al. ASH 2018: abstr 554.
2. Brüggemann M, et al. Blood 2006;107:1116-23.
3. Gökbuget N, et al. Blood 2018;131:1522-31.
Dr. Robbert van der Voort, medical writer