Patiënten met anaplastisch astrocytoom en een mutatie in IDH (IDHmt) hebben een betere overleving wanneer ze naast radiotherapie gelijktijdig of adjuvant temozolomide krijgen. Bij patiënten met wildtype IDH levert adjuvant temozolomide geen voordeel op. Tijdens ASCO 2019 presenteerde prof. dr. Martin van den Bent (Erasmus MC Kanker Instituut, Rotterdam) de resultaten van de tweede interimanalyse van de CATNON-studie namens de EORTC Brain Tumor Group.1
Combinatie van temozolomide met radiotherapie verbeterde de overleving van patiënten met glioblastoom. Patiënten met anaplastisch glioom zonder 1p/19q-codeletie zijn echter minder gevoelig voor chemotherapie en hebben een slechte prognose. Met de CATNON-studie wilden de onderzoekers twee vragen beantwoorden: kan temozolomide de uitkomsten verbeteren bij anaplastisch glioom zonder 1p/19q-deletie? En kan temozolomide beter gelijktijdig met radiotherapie gegeven worden, of juist adjuvant? Ze includeerden 751 patiënten met nieuw-gediagnosticeerd anaplastisch glioom zonder 1p/19q-codeletie die volgens een 2x2 factorieel design werden gerandomiseerd tussen alleen radiotherapie (RT), RT + gelijktijdig temozolomide (concTMZ), RT + adjuvant TMZ (adjTMZ), of RT + concTMZ + adjTMZ. De primaire uitkomstmaat was algehele overleving (OS).
Uit de eerste interimanalyse bij een mediane follow-up van 27,4 maanden bleek dat de vijfjaars-OS significant beter was bij behandeling met adjTMZ versus zonder adjTMZ (56% versus 44%; HR 0,65; p=0,0014).2 Het effect van concTMZ was op dat moment nog niet duidelijk. Een tweede, geplande interimanalyse vond plaats bij een mediane follow-up van 55,6 maanden.
In het totale cohort was geen significant verschil zichtbaar in OS met of zonder concTMZ (HR 0,97; p=0,763). Omdat intussen IDH-mutaties waren geïdentificeerd als prognostische factoren, werd analyse naar IDH-mutatiestatus toegevoegd aan de studie, naast de al geplande stratificatie naar MGMT-promotormethylering. Ongeveer 70% van de patiënten had een mutatie in IDH, en eveneens ongeveer 70% vertoonde methylering van de MGMT-promotor. Patiënten met IDHmt of methylering van de MGMT-promotor hadden een duidelijk betere overleving, waarbij de impact van de IDH-mutatiestatus sterker was dan de MGMT-promotormethyleringsstatus. Bij patiënten met wildtype IDH zagen de onderzoekers geen effect van concTMZ op de OS (mediane OS 17,1 maanden versus 20,6 maanden zonder concTMZ). Daarentegen was er wel een significante verbetering van de vijfjaars-OS met concTMZ bij patiënten met een IDHmt (76% versus 68% zonder concTMZ; HR 0,63; p=0,012). Behandeling met adjTMZ had ook geen significant effect bij patiënten met wildtype IDH (mediane OS 19,4 maanden versus 17,5 maanden), maar wel bij patiënten met IDHmt (vijfjaars-OS 83% versus 60%; HR 0,46; p<0,0001). “Zowel concTMZ als adjTMZ verbetert de uitkomst bij IDHmt anaplastisch astrocytoom”, aldus Martin van den Bent.
Patiënten met een gemethyleerde MGMT-promotor profiteerden ook van concTMZ of adjTMZ, al waren hierbij de verschillen minder uitgesproken. Patiënten met IDHmt die behalve adjTMZ ook concTMZ kregen, hadden een iets betere OS dan patiënten met IDHmt die alleen adjTMZ kregen, al werd geen statistische significantie bereikt (vijfjaars-OS 84,8% versus 80,4%; HR 0,71; p=0,258). “Het aantal patiënten in deze groep was echter beperkt, dus er kunnen nog geen duidelijke conclusies uit getrokken worden.”
Referenties
1. Van den Bent MJ, et al. J Clin Oncol 2019;37(suppl): abstr 2000.
2. Van den Bent MJ, et al. Lancet 2017;390:1645-53.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist