Vrouwen (met klier-positief of -negatief hoog-risico) borstkanker die kiezen voor borstsparende chirurgie melden anderhalf jaar na de ingreep een betere kwaliteit van leven dan vrouwen die kiezen voor mastectomie. Dit blijkt uit de resultaten van een substudie van de ECOG-ACRIN E5103, die dr. Shoshana Rosenberg (Boston, Verenigde Staten) presenteerde tijdens het SABC Symposium 2018.1
Bij een deel van de vrouwen met borstkanker is borstsparende chirurgie een veilige optie. In de Verenigde Staten kiezen (desondanks) vrouwen in toenemende mate voor mastectomie. Als onderdeel van de ECOG-ACRIN E5103-studie - een fase 3-studie die het effect onderzoekt van het toevoegen van bevacizumab aan adjuvante therapie met doxorubicine en cyclofosfamide - is daarom bij een deel van de deelnemers van de studie een onderzoek gedaan naar de kwaliteit van leven achttien maanden na de chirurgische ingreep.
Aan deze substudie deden uiteindelijk 465 vrouwen mee, van wie er 199 (43%) een borstsparende operatie hadden ondergaan en 266 een mastectomie. De kwaliteit van leven van de patiënten werd achttien maanden na de chirurgische ingreep met verschillende meetinstrumenten in kaart gebracht: EQ-5D-3L, FACT-B en EQ-VAS. De uitkomsten wezen uit dat er geen verschil was in de kwaliteit van leven tussen de verschillende adjuvante-therapiearmen in de studie. Ten aanzien van de gekozen vorm van chirurgie was er wel verschil. Bij alle drie de meetinstrumenten scoorden de patiënten die een mastectomie hadden ondergaan significant lager dan de patiënten die een borstsparende operatie hadden ondergaan (EQ-5D-3L: 0,84 versus 0,80 [p=0,04]; FACT-B: 114 versus 109 [p=0,01]; EQ-VAS: 82 versus 78 [p<0,01]).
Bij het uitsplitsen van de dimensies van de EQ-5D-3L blijken significant meer vrouwen die een mastectomie hebben ondergaan problemen te hebben met hun dagelijkse activiteiten dan de vrouwen die een borstsparende operatie hebben ondergaan (34% versus 25%; p=0,04). Daarnaast is er een trend tot meer pijn, ongemak, angst en depressie bij de vrouwen die een mastectomie hebben ondergaan.
Op basis van deze uitkomsten concluderen Rosenberg en collega’s dat mastectomie meer kans geeft op een verminderde kwaliteit van leven achttien maanden na de operatie en dat hierop door zorgverleners geanticipeerd zou moeten worden. De onderzoekers wijzen erop dat de uitkomsten observationeel zijn; de patiënten zijn niet gerandomiseerd naar mastectomie versus borstsparende chirurgie. Dit kan betekenen dat de kwaliteit van leven voor de ingreep al enigszins verschilde tussen de vrouwen die kozen voor een mastectomie en de vrouwen die kozen voor een borstsparende operatie.
Referentie
1. Rosenberg SM, et al. SABCS 2018; abstr GS6-05.
Dr. Marten Dooper, wetenschapsjournalist