Een dubbele autologe stamceltransplantatie is geassocieerd met significant betere uitkomsten ten opzichte van een enkele transplantatie in de eerstelijnsbehandeling van patiënten met multipel myeloom. Dat bleek uit een geïntegreerde analyse van de tienjaars-follow-upgegevens van drie Europese studies, zoals gepresenteerd door prof. dr. Michele Cavo (Bologna, Italië) tijdens de 60eASH Annual Meeting in San Diego, Verenigde Staten.1
Het geven van een enkele of dubbele autologe stamceltransplantatie (ASCT) in de frontlijn bij multipel myeloom (MM) is onderwerp van discussie. Twee recente gerandomiseerde studies lieten conflicterende resultaten zien, mogelijk door verschillen in studieopzet.2,3 Cavo en collega’s analyseerden de gegevens van drie Europese fase 3-studies waarbij inductietherapie op basis van bortezomib werd gevolgd door een enkele of dubbele ASCT (ASCT-1 of ASCT-2), gevolgd door consolidatie of onderhoudstherapie op basis van bortezomib.
In de GIMEMA MMY-3006 kregen alle patiënten inductietherapie met bortezomib, thalidomide en dexamethason (VTD), gevolgd door een dubbele ASCT (n=236).4 In de PETHEMA/GEM-studie werd inductie met VTD gevolgd door een enkele ASCT (n=260).5 In de HOVON-65 MM/GMMG-HD4-studie bestond inductietherapie uit bortezomib, doxorubicine en dexamethason (PAD), gevolgd door een enkele ASCT in de HOVON-groep (n=241) of een dubbele ASCT in de GMMG-groep (n=172).6
In de huidige analyse werden in totaal 909 patiënten geanalyseerd, waarvan 55% een enkele ASCT kreeg en 45% een dubbele. De demografische en klinische karakteristieken van beide groepen kwamen goed overeen.
Bij een mediane follow-up van 117 maanden observeerden de onderzoekers een lichte verbetering van de progressievrije (PFS) en algehele overleving (OS) in de ASCT-2-groep ten opzichte van de ASCT-1-groep. De mediane PFS was 46,6 maanden met ASCT-2, en 37,7 maanden met ASCT-1 (HR 0,76; p=0,001). Tien jaar na randomisatie was 55% van de patiënten die een dubbele ASCT ondergingen nog in leven, versus 42% in de ASCT-1-groep (HR 0,69; p<0,001).
Een gecombineerde risicoscore op basis van het cytogenetische profiel, ISS-stadium en het bereiken van complete remissie verdeelde alle patiënten in drie groepen: met een laag, intermediair of hoog risico. Deze groepen toonden duidelijke verschillen in PFS en OS. Een dubbele ASCT verbeterde de uitkomsten van patiënten in de groep met een intermediair risico, maar niet in de laag-risicogroep. Het overlevingsvoordeel van een dubbele ASCT was het hoogst in de hoog-risicogroep.
Cavo: “Het PFS- en OS-voordeel bleef behouden in vrijwel alle subgroepen patiënten met een hoog of laag risico. Dubbele ASCT gaf superieure uitkomsten ten opzichte van enkele ASCT bij patiënten met een hoog risico op basis van het ISS-stadium (II-III) of het cytogenetische profiel [t(4;14) ±del(17p)]. In deze laatste groep hadden de patiënten de meeste kans om te profiteren van een dubbele ASCT, met verbetering van de mediane OS van ongeveer een jaar, en een veertig maanden langere mediane PFS.”
Cavo concludeerde dat deze resultaten het gebruik van een dubbele ASCT ondersteunen, met name om de uitkomsten van patiënten met een hoog risico te verbeteren.
Referenties
1. Cavo M, et al. ASH 2018: abstr 124.
2. Stadtmauer EA, et al. Blood 2016;128(22):LBA-1.
3. Cavo M, et al. Blood 2017;130(Suppl 1):401.
4. Cavo M, et al. Lancet 2010;376:2075-85.
5. Rosiñol L, et al. Blood 2012;120:1589-96.
6. Sonneveld P, et al. J Clin Oncol 2012;30:2946-55.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist