Patiënten met residuale ziekte na neoadjuvante behandeling en chirurgie voor vroeg-stadium, HER2-positieve borstkanker hebben een verhoogd risico op recidief en overlijden. Uit de gerandomiseerde fase 3-KATHERINE-studie blijkt nu dat bij deze patiënten adjuvante behandeling met trastuzumab-emtansine versus trastuzumab geassocieerd is met een significant verbeterde invasieve-ziektevrije overleving, zo liet dr. Charles Geyer jr. (Richmond, Verenigde Staten) tijdens het SABC Symposium 2018 zien.1 Dit voordeel gaat gepaard met een toename in verdraagbare en/of behandelbare bijwerkingen van hoofdzakelijk graad 1 of 2.
Patiënten met een vroeg stadium van HER2-positieve borstkanker hebben een relatief slechte prognose als zij na neoadjuvante behandeling met HER2-gerichte therapie plus chemotherapie, gevolgd door chirurgie nog residuale invasieve ziekte hebben.2Om de prognose van deze patiënten te verbeteren, onderzochten Geyer en collega’s in de fase 3-KATHERINE-studie de uitkomst van adjuvante behandeling met trastuzumab dan wel trastuzumab-emtansine (T-DM1), een verbinding van trastuzumab en de microtubulineremmer mertansine. Hiervoor werden 1.486 patiënten met residuale, vroeg-stadium (T1-4/N0-3/M0), HER2-positieve borstkanker in de borst of axillaire lymfeklieren ná neoadjuvante behandeling en chirurgie 1:1 gerandomiseerd naar adjuvante behandeling met trastuzumab of trastuzumab-emtansine. De primaire uitkomstmaat was de invasieve-ziektevrije overleving (IDFS). Secundaire uitkomstmaten waren onder andere de algehele overleving (OS) en toxiciteit.
“De resultaten van de interimanalyse laten zien dat trastuzumab-emtansine vergeleken met trastuzumab geassocieerd is met een significant verbeterde IDFS (HR 0,50; 95% BI 0,39-0,64; p<0,0001).1,3 De driejaars-IDFS is 88,3% in de trastuzumab-emtansinearm (n=743) en 77,0% in de trastuzumabarm (n=743). Het IDFS-voordeel in de trastuzumab-emtansinearm was bovendien aanwezig in alle onderzochte subgroepen, waaronder die op basis van leeftijd, ras, en hormoonreceptor- en lymfeklierstatus.
Zoals verwacht was behandeling met trastuzumab-emtansine wel geassocieerd met een toename in toxiciteit, vergeleken met trastuzumab. Veruit de meerderheid van de bijwerkingen in beide studiearmen was echter van graad 1 of 2. De meest voorkomende bijwerkingen van elke graad in de trastuzumab-emtansinearm waren vermoeidheid (50%, versus 34% in de trastuzumabarm) en misselijkheid (42% versus 13%). Deze bijwerkingen waren over het algemeen goed verdraagbaar en/of behandelbaar. Verder was trombocytopenie de enige significante graad ≥3-bijwerking in de trastuzumab-emtansinearm (6% versus 0,3%). Graad ≥3-toenames in leverenzymwaarden waren nihil in beide studiearmen.
Op het moment van deze interimanalyse waren de OS-gegevens nog onvoldoende matuur om het effect van trastuzumab-emtansine te kunnen bepalen”, aldus Geyer.
Referenties
1. Geyer Jr. CE, et al. SABCS 2018: abstr GS1-10.
2. Gianni L, et al. Lancet Oncol 2014;15:640-7.
3. Von Minckwitz G, et al. N Engl J Med 2018, December 5 [Epub ahead of print]
Dr. Robbert van der Voort, medical writer
Commentaar dr. Gabe Sonke, internist-oncoloog, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam
De presentatie van de uitkomsten van de KATHERINE-studie vormde een van de hoogtepunten van het SABC Symposium. Deze studie geeft antwoord op een brandende en actuele vraag: wat te doen als patiënten met vroeg-stadium borstkanker na neoadjuvante therapie geen pathologisch complete respons vertonen? Wel of geen aanvullende therapie? De CREATE-X-studie heeft al laten zien dat voor patiënten met HER2-negatieve ziekte een adjuvante behandeling met capecitabine de overlevingskans significant vergroot.1Nu laat de KATHERINE-studie overtuigend zien dat bij patiënten met HER2-positieve ziekte die na HER2-gerichte neoadjuvante therapie nog restziekte hebben een aanvullende behandeling met T-DM1 winst oplevert ten opzichte van een aanvullende behandeling met trastuzumab.
Vooralsnog is dat winst in termen van een betere invasieve ziektevrije overleving en minder metastasen op afstand na drie jaar. We moeten nog afwachten hoe de definitieve cijfers uitpakken voor de algehele overleving, een uitkomstmaat die je graag wilt zien in studies naar adjuvante en neoadjuvante behandelingen. De huidige data wijzen ook in de richting van een uiteindelijk overlevingsvoordeel.
Een vraag die je kunt stellen bij deze studie is of je met een adjuvante behandeling met capecitabine plus trastuzumab eenzelfde uitkomst kunt bereiken als met T-DM1. Dat zou - theoretisch - als voordeel hebben dat hiermee ook bij patiënten met HER2-negatieve residuale ziekte winst kan worden geboekt. Die patiënten responderen immers niet op T-DM1. Dat zou een interessante vervolgstudie kunnen zijn. Maar we kijken nu uit naar het toepassen van de adjuvante therapie met T-DM1 bij de HER2-positieve patiënten met restziekte na neoadjuvante therapie.
Voor de dagelijkse praktijk betekent dat nog wachten op een EMA-registratie voor deze indicatie van T-DM1 en aansluitend op een positief advies van de commissie BOM. De uitkomsten van de KATHERINE-studie zijn daarnaast van belang voor de TRAIN-3-studie die binnenkort in Nederland start. We werken aan een amendement waardoor in deze studie voor de patiënten met restziekte na neoadjuvante behandeling een adjuvante behandeling met T-DM1 ook een behandeloptie wordt, en we zijn met de fabrikant van het middel in overleg om T-DM1 voor de studie ter beschikking te stellen zolang de vergoeding in Nederland voor deze indicatie nog niet is geregeld.
Referentie
1. Masuda N, et al. N Engl J Med 2017;376:2147-59.
Oncologie Up-to-date 2019 vol 10 nummer 1