Behandeling met 177Lu-PSMA resulteerde in een hoge mate van respons bij mannen met gemetastaseerd, castratieresistent prostaatcarcinoom bij wie conventionele behandelingen hadden gefaald. Ruim de helft van de patiënten vertoonde >50% reductie in PSA. Tijdens het ESMO 2017 congres in Madrid presenteerde dr. Michael Hofman (Melbourne, Australië) de interimresultaten van een theranostische fase 2-studie.
Prostaatspecifiek membraanantigeen (PSMA) komt hoog tot expressie op het celoppervlak van prostaatkankercellen, vooral bij patiënten met castratieresistente, gemetastaseerde ziekte. Hofman en collega’s maakten voor hun studie gebruik van specifieke remmers, kleine moleculen gekoppeld aan radioactieve labels die met hoge affiniteit binden aan PSMA. Volgens het theranostisch principe combineerden ze 177Lu-PSMA-617, een doelgericht therapeutisch middel, met 68Ga-PSMA-11 dat als diagnostisch middel gebruikt kan worden voor een PET/CT-scan. “De hypothese was dat 177Lu-PSMA zou resulteren in de effectieve afgifte van therapeutische bèta-straling op de plekken met maligniteiten, met een acceptabel veiligheidsprofiel, en dat we een klinisch significant voordeel zouden kunnen observeren”, aldus Hofman.
De onderzoekers zetten een prospectieve, singlearm pilotstudie op met 30 patiënten met gemetastaseerd castratieresistent prostaatcarcinoom (mCRPC), die hoge opname vertoonden op een PSMA-PET/CT-scan.1 De patiënten kregen maximaal vier cycli 177Lu-PSMA, elke zes weken. Primaire eindpunten waren de toxiciteit en de klinische activiteit (PSA- en imagingrespons, kwaliteit van leven), tot de secundaire eindpunten behoorden progressievrije en algehele overleving (PFS en OS). De patiënten waren gemiddeld 70 jaar oud; 87% had een of meer lijnen chemotherapie ontvangen, 47% was behandeld met cabazitaxel en 83% met enzalutamide of abirateron.
“Op één na hadden alle patiënten enige reductie van PSA, dat is vrij opmerkelijk voor deze patiëntengroep”, aldus Hofman. De onderzoekers zagen een afname van >50% bij 57%, en >80% bij 43% van de patiënten. Vijf patiënten die 12 weken na de eerste dosis geen PSA-respons vertoonden, ontwikkelden later alsnog een respons.
De toxiciteit van de behandeling was laag, meldde Hofman. Een droge mond en misselijkheid van graad 1 kwamen het vaakst voor. Graad 3-toxiciteit was vooral hematologisch van aard, waarbij Hofman opmerkte dat een deel van de patiënten al hematologische afwijkingen vertoonde voorafgaand aan de studie, door eerdere chemotherapie. Trombocytopenie kwam het vaakst voor en was reversibel. Dosimetrische bepalingen lieten zien dat de stralingsdosis in tumoren vele malen hoger was dan in gezonde, omliggende weefsels zoals milt, beenmerg en nieren.
De mediane PSA-progressievrije overleving was 6,3 maanden, de mediane OS was 12,7 maanden. Tussen de start van de studie en de tweede cyclus verbeterde de kwaliteit van leven (EORTC global health score) bij 37% van de patiënten. “Bij 43% van de patiënten die bij start van de studie veel pijn hadden waren de pijnklachten ten tijde van de tweede cyclus significant verminderd”, vertelde Hofman.
“Sterke punten van deze studie zijn dat het voorziet in een belangrijke behoefte, je kunt zien wat je behandeld en patiënten selecteren, en de activiteit is bemoedigend.” Meer studies zijn nodig om de resultaten te bevestigen en zijn onderweg, aldus Hofman.
Referentie
1. Hofman MS, et al. ESMO 2017 congres; abstr 785O.
Dr. Astrid Danen, wetenschapsjournalist