De introductie van de nieuwe financieringsstructuur voor kankeronderzoek is KWF Kankerbestrijding op kritiek uit het klinische veld komen te staan. Prof. dr. Cock van de Velde (Leids Universitair Medisch Centrum), prof. dr. Emiel Rutgers (Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam) en prof. dr. Gemma Kenter (Centrum Gynaecologische Oncologie Amsterdam) klommen in de pen om hun bezwaren op schrift te stellen en werden door KWF uitgenodigd voor een dialoog. Een korte reconstructie.
Nederland heeft een naam hoog te houden in studies op het gebied van chirurgische oncologie, stelt Cock van de Velde, verwijzend naar een infographic uit Annals of Surgery die laat zien dat ons land tussen 1997 en 2004 trots bovenaan stond in de mean world-scale citation indicator (zie Figuur 1). “We doen al jarenlang heel veel studies, dus we hebben veel impact in de chirurgische wereld in Nederland en daarbuiten”, zegt hij. “De manier waarop KWF altijd onderzoeksgeld beschikbaar heeft gesteld, droeg hier in belangrijke mate aan bij. Maar nu maak ik mij zorgen over de mogelijkheden voor klinisch kankeronderzoek, onder andere omdat het KWF-fellowship is vervallen. Ik weet dat KWF stelt dat hiervoor een andere financieringsvorm in de plaats is gekomen, maar het mooie van dit fellowship was dat daarvoor een aanvraag op twee A4’tjes volstond voor de geïnteresseerde jonge klinische onderzoeker die via een buitenlandstage zijn of haar kennis wilde vergroten. Nu is de drempel sterk verhoogd. En KWF stelt wel dat zo’n jonge onderzoeker nu ook de kans krijgt om als projectleider op te treden, maar het is goed voorstelbaar dat die nog helemaal niet zover is in zijn of haar leercurve. Op die leeftijd zijn velen nog niet zo door de wol geverfd dat ze dit aankunnen. Ik denk dat KWF onvoldoende beseft hoe moeilijk het is een projectvoorstel te schrijven, en om gemotiveerd te blijven als dit niet wordt gehonoreerd.”
Tijdslimiet
Gemma Kenter kan in ieder geval voor een deel meegaan met de kritiek die Van de Velde op dit punt heeft. “Clinici hebben minder tijd voor wetenschap”, zegt ze, “maar translationeel onderzoek is wel belangrijk. KWF geeft ruimte om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden onderzoeksproject tot vijf jaar na promotie, plus daarbij opgeteld de tijd die is besteed aan de medische specialisatie. Die tijd is te kort en ik vraag me af wat überhaupt het nut is van het stellen van een tijdslimiet. Tachtig procent van de jonge clinici is vrouw. Twee zwangerschappen en je bent door je tijd heen. Bovendien moeten velen na hun promotie een tijd als anios werken voordat zij een opleidingsplaats krijgen en volgt na de opleiding nog een fellowship van twee jaar. Ik wil dus pleiten voor meer flexibiliteit op dit punt. En ik vind dat klinisch onderzoek ook vanuit de kliniek voldoende ruimte moet krijgen. De Bas Mulder Award was een goede manier hiervoor.”
De mogelijkheid om jonge onderzoekers als projectleider te laten optreden, vindt ze, in tegenstelling tot Van de Velde, juist goed. “De oude financieringsstructuur bood hiertoe veel minder de mogelijkheid voor de jonge onderzoeker, terwijl die vaak wel degene was die het projectvoorstel schreef”, zegt ze. “Dit is dus juist wel een positieve ontwikkeling.”
Klimmuur
Emiel Rutgers kijkt er wat anders tegenaan. “Ik denk dat KWF nog wel degelijk mogelijkheden biedt voor jonge klinische onderzoekers”, zegt hij. “Of het inderdaad moeilijker is geworden, zal zich nog moeten bewijzen. Dit bleek ook uit de uitleg die KWF ons gaf in het gesprek waarvoor we werden uitgenodigd naar aanleiding van de brief waarin we onze kritiekpunten op het nieuwe financieringsmodel hadden beschreven. Het onderzoeksvoorstel zal nu nadrukkelijker borging moeten bieden van de meerwaarde die het voor de patiënt oplevert, maar dat vind ik wel terecht. Ik ben dus in ieder geval deels gerustgesteld door dat gesprek. Ik geloof dat de nieuwe financieringsstructuur geen glijbaan naar beneden is, maar een klimmuur. Het interview van de projectaanvrager met de beoordelingscommissie van KWF blijft bestaan, dit geeft de kandidaat belangrijke feedback.”
Basaal versus klinisch
Van de Velde ziet in de nieuwe financieringsstructuur een potentieel probleem in de verhouding tussen basaal en klinisch onderzoek. Hij legt uit: “Mijn angst is dat basaal onderzoek een grotere kans maakt om gefinancierd te worden dan klinisch onderzoek”, zegt hij. “Het gegeven dat KWF een forse subsidie heeft toegekend aan het Topinstituut Fundamenteel Kankeronderzoek versterkt die vrees. KWF stelt weliswaar dat de resultaten van onderzoek sneller naar de patiënt moeten worden gebracht, maar hoe doe je dat als klinisch onderzoek niet aangehaakt blijft? En zeker als je het tegelijkertijd moeilijker maakt om een projectvoorstel goedgekeurd te krijgen? Ook de lange beoordelingstijd voor projectaanvragen is demotiverend. Zeker voor clinici die lange dagen maken in de kliniek en die hun schaarse vrije uurtjes in de avond moeten gebruiken om hun projectvoorstel te schrijven. Een clinicus is na zijn of haar spreekuren moe. Moet hij of zij dan nog energie steken in die procedure? Mijn zorgen op dit punt worden gedeeld door snijdend Nederland.”
Rutgers zegt geen aanwijzingen te hebben dat de aandacht van KWF voor basaal onderzoek ten koste gaat van die voor klinisch onderzoek. “Kijk ik naar de budgetverdeling, dan zie ik dit probleem niet”, zegt hij. “En prof. dr. Stefan Verweij, de voorzitter van de beoordelingscommissie, is een echte translationele onderzoeker die nadrukkelijk voor de patiënt gaat. Die houdt dat wel in de gaten.” Ook Kenter vraagt zich af of het zo’n vaart zal lopen. “Ik kan me de kritiek van Cock wel voorstellen”, zegt ze. “Maar bedenk wel dat niet-clinici vaak een deel van hun salaris moeten verdienen door het schrijven van voorstellen, clinici hoeven dat niet.”
Feedback
Zijn de drie tevreden over de manier waarop KWF met hun kritiek is omgegaan? Van de Velde het minst. “Het heeft niet bijgestuurd”, zegt hij, “het heeft alleen zijn communicatieboodschap aangepast.” Kenter zegt het een lastige vraag te vinden. “KWF is in er ieder geval wel op ingegaan”, zegt ze. “Maar niet op het punt van de maximumperiode voor het indienen van een projectvoorstel en dat betreur ik.” Alleen Rutgers is milder. “Ik begrijp de kritiek van Cock en Gemma heel goed”, zegt hij. “En zoals ik al zei: de praktijk zal zich nog moeten bewijzen. Maar ik vind wel dat KWF binnen de mogelijkheden die het heeft de kritiek goed heeft weerlegd. Mijn antwoord op de vraag is dus een voorlopig ja.”
Drs. Frank van Wijck, wetenschapsjournalist
Oncologie Up-to-date 2016 vol 7 nummer 4